buikzijde beneden het midden opstijgende; rijpe vruchtjes
gesteeld, 1-zadig.
Boomen of klimplanten. Bloemen alleenstaand of in niet
okselstandige bundels.
Aantal soorten 7, in Engelsch Indië, den Maleischen Archipel
en de Philippijnsche eilanden voorkomende, waarvan 5 in Neder-
landsch Indië.
22. A N OM IA N T H U S Zoll.
Kelkbladen 3, 3-hoekig. Bloembladen 6, 2-rijig, klepswijze
aaneensluitend in den knop, de buitenste wat de
grootte aangaat het midden houdende tusschen de kelkbladen
en de binnenste; deze tweemaal grooter, aan de
basis hol en min of meer neergebogen, van boven verbreed
, dunner dan de andere. Meeldraden oo , lijnvormig;
helmbindsel tusschen de helmhokjes afgeknot. Bloembodem
half bolvormig. Stampers omstreeks 12, met 1-rijige eitjes,
bij rijpheid gesteeld, 1-zadig en kegelvormig of 2—6-
zadig en langwerpig, doof tüsschenschotten gedeeld, welke
uit den naar binnen gedrongen binnensten vruchtwand
bestaan.
Lage heesters met kort gesteelde, elliptisch langwerpige
, stervormig behaarde bladeren en tegenover deze
geplaatste bloemen.
Eéne soort op Java voorkomende en door Blume tot Unar ia ,
door Miquel tot Unona gerekend, A. heterocarpus Zoll.
23. M A R SY PO P E T A L UM Scheff.
Kelkbladen 3, klepswijze aaneensluitend in den knop.
Bloembladen 6, in twee rijen klepswijze aaneensluitend
in den knop, de buitenste het kleinst, van denzelfden
vorm als de kelkbladen en niet veel grooter, de binnenste
veel grooter, dikvleezig, onder aan de basis zeer sterk
uitgehold, om de geslachtswerktuigen opgericht bijeenkomende,
verder cilindervormig met een spitsen teruggeslagen
top. Meeldraden c o , wigvormig; helmbindsel
afgeknot-verbreed. Bloembodem neergedrukt-halfbolvormig,
op de plaats der stampers niet zeer hol, min of meer
vlak. Stampers oo, met knopvormige, harige stempels en
met 1 eitje dat van af de basis is opgericht. Rijpe vruchten
gesteeld.
Kleine boom. Bladeren stijf lederachtig. Bloemen alleenstaand,
kort gesteeld, boven de bladoksels geplaatst.
Eéne soort van Java afkomstig, door Scheffer M.ceratosanthes
genoemd, reeds vroeger door Blume als Guattena pallidabeschreven.
24. G O N IO T H A LAM U S BI.
Kelkbladen 3, klepswijze aaneensluitend m den knop.
Bloembladen 6, in den knop klepswijze aaneensluitend
in 2 rijen, de buitenste vlak, dik, de binnenste kleiner,
kort genageld, over de meeldraden en de stampers als
een gewelf samenhangend Meeldraden co R lijnvormig-
langwerpighelmhokjes aan de rugzijde, uiteenstaande;
Mmbindsel met een langwerpig of afgeknot verlengsel.
Stampers oo; stijl enkelvoudig of 2-spletig; eitjes 1 5 ,
1-rijig boven elkander of 1—2 bijna basilair. Yruchtjes
1—5-zadig. ,
Kleine boomen of heesters. Bladeren met fijne nerven,
welke zich nabij den rand tot lussen vertakken. Bloemen gesteeld,
alleenstaand of in bundels, in of buiten de bladoksels
met 2-rijige schutbladen aan de basis der bloemstengels.
Aantal soorten omstreeks 30. Tropisch Azië en H H S I
Door Blume i werd het geslacht eerst als een sectie van. PolyaUhm
beschreven. Volgens Scheffer komt het geslacht Richella Asa G y
van de Fiji eilanden geheel met Goniothalamus overeen en zouden
sommige soorten met cirkelronde, platte,, gerande zaden nauwei
verwant zijn aan de Richella van Asa Gray dan aan de ovenge
Goniothalamus-sooHen. In Nederlandsch Indië werden 17 soorten
waargenomen.
25. M IT R E PH O R A BI.
Kelkbladen 3, cirkel- of eirond klepswijs aaneensluitend
in den knop. Bloembladen 6, 2-rijig, klepswijze
aaneensluitend in den knop, de buitenste eirond, dun
geaderd, de binnenste genageld, gewelfd en samenhangende.
Meeldraden langwerpig-wigjormig, talrijk, met
uiteenstaande, ruggelingsche helmhokjes en een afgekno |
: verbreed helmbindsel. Stampers co , langwerpig, kaal, met
langwerpigen stijl en talrijke eitjes in 1—2 rijen. Vruchtjes
rond of eivormig, gesteeld of mm of meer zittend.
Boomen. Bladeren lederachtig met sterke nerven , m
den knop gevouwen. Bloemen meestal eindelmgsch ot
too-oniwer de bladeren, soms eenslachtig.