steeld, omgekeerd eivormig, gekromd, met dunnen, harden
buitenwand en dikken, vleezigen of lederachtigen binnenwand,
2-kleppig. Zaad 1, zonder kiemwit; zaadlobben
vleezig; kiemworteltje zeer kort, gekromd.
Onbehaarde en ongewapende boomen. Bladeren enkelvoudig,
lederachtig, vinnervig, met zeer korten bladsteel.
Steunblaadjes klein. Bloemen -geel, in okselstandige aren.
Schutb’aden spoedig afvallend, klein; schutblaadjes nu eens
duidelijk ontwikkeld en langer blijvend, dan weder zeer
klein en spoedig verdwijnend.
Aantal soorten 3, waarvan 2 in Zuid Amerika en i , I. edulis L.,
in Nederlandsch Indië. Bentham en Hook-er meenen dat Miquel’s
geslacht Inodaphnis, ingesteld naar eene plant uit Sumatra, Inod.
lanceolata Mig., niet van Inocarpas verschilt. Door Miquel en oudere
schrijvers werd het geslacht Inocarpus niet tot de Leguminosae
gerekend, maar tot de Hernandiaceae, die door Bentham en Hooker
met_ de Lauraceae vereenigd warem en . door Miquel als eene onder-
familie van de Thymelaeaceae waren beschouwd.
65. SO PH O R A L.
Kelktanden kort. Vlagje breed omgekeerd eivormig of
cirkelvormig, opgericht of uitstaande, meestal korter, zelden
langer dan de kiel; vleugels langwerpig, schuin; kiel langwerpig,
nagenoeg recht, met aan de rugzijde elkander
dakpanswijze dekkende of vergroeide bloembladen. Meeldraden
vrij of zelden aan de basis tot een ring vergroeid;
helmknoppen bewegelijk. Eierstok kort gesteeld, co-eiig;
stijl gekromd, met kleinen, eindelingschen stempel. Peul
paarlsnoervormig, rolrond of licht samengedrukt, vleezig,
leder- of houtachtig, niet of zeer laat met 2 kleppen
openspringend. Zaden omgekeerd eivormig of bolvormig,
zonder kiempropje; zaadlobben dik; kiemworteltje zeer
kort en nagenoeg recht of langer en dan gekromd of
neergebogen.
Boomen, heesters of zelden overblijvende kruiden. Bladeren
onevengevind; blaadjes nu eens talrijk en klein,
dan weder weinige, groot of lederachtig; steunblaadjes
aan de bladspil borstelvormig of zelden ontbrekend. Bloemen
w it, geel of zelden blauw-paarsch, in enkelvoudige,
eindelingsche trossen of in eene bebladerde, eindelingsche
pluim. Schutbladen lijnvormig, klein of ontbrekend; schutblaadjes
meestal ontbrekend
Omstreeks 22 soorten, in de warme gewesten der beide halfronden.
Miquel geeft voor Nederlandsch Indië een 3-tal soorten op.
66. O RM O S IA Jacks.
Kelk klokvormig, de 2 bovenste lobben min of meer
vergroeid en meestal breeder en gekromd. Vlagje min of
meer cirkelvormig; vleugels schuin, omgekeerd eivormig-
langwerpig; bloembladen van de kiel min of meer gelijk
aan de vleugels of meer gekromd, vrij, aan de rugzijde
dakpanswijze dekkend. Meeldraden vrij, ongelijk, alle
volkomen of 1—2 zonder helmknoppen; helmknoppen
bewegelijk. Eierstok nagenoeg zittend, 2-oo -eiig; stijl
draadvormig, aan den top ineengerold; stempel zijdelings
en aan den binnenkant geplaatst. Peul langwerpig, zelden
zeer lang, samengedrukt of aan de zaden gezwollen, leder-
of houtachtig, niet gevleugeld, 2-kleppig, van binnen
doorloopend of met tusschenschotten tusschen de zaden.
Zaden omgekeerd eivormig of langwerpig, vrij dik, glanzend
, met eene kraakbeenachtige, bochtige zaadstreng;
zaadhuid karmijnrood of tweekleurig; zaadlobben dik; kiemworteltje
zeer kort, recht.
Boomen met oneven- of evengevinde bladeren; blaadjes
lederachtig; steunblaadjes aan de bladspil zeldzaam.
Steunblaadjes aan den bladvoet klein of onduidelijk. Bloemen
geel, paarsch of zwart-purperkleurig, in eindelingsche
pluimen, zelden in okselstandige trossen of weinig vertakte
pluimen. Schutbladen en schutblaadjes klein, lijnvormig,
meestal zeer klein.
Ongeveer 20 soorten of meer, in tropisch Azië en Amerika. Vier
soorten van Ormosia komen in Malakka voor. Bij Miquel vinden
wij het geslacht Ormosia niet voor Nederlandsch Indië opgegeven,
doch wel twee soorten van het geslacht Macrotropis Mig., dat door
Bentham en Hooker er mede vereenigd wordt, nl. M. Sumatrana
Miq. en M. Bancana Miq.
67. PE L TO PH O RUM Vog.
Schijfdragende kelkbuis zeer k o rt; slippen 5 , in den
knop dakpanswijze dekkend, nagenoeg gelijk of het onderste
iets grooter en hol. Bloembladen 5 , cirkelvormig,
uitstaande, bijna gelijk, sterk dakpanswijze dekkend in
den knop, het hoogste het meest naar binnen geplaatst.