isch 0 ■ ° ? de, 8ch,dekkend of open in den knop.j 'fM «eeelzderatade. nr 4v oif imreeJr
hypogymsch of pengynisch of aan de basis of hooger op
den ï ger '°f k °Tters steelvormiS verlengden bloembodem^
kend of rdlT Ir ^ynophorus) geplaatst. Schijf ontbre-
S e n d J T f n kelkbuis omrandend. Eierstok
J, ... 'r , , " J e f f l j l-hokkig. stijl kort of ontbrekend.
?,eerfgedrukt, . f knopvormig; eitjes talrijk, aan
2 4 zaadlijsten amphitroop of campylotroop. Yrucht eene
X S m g L r™ “ “ I‘0eldg °f 1 zonier kiemr
l J ? Uldein i ^ ee ^ ers of boomen, soms klimplanten. Blajfeess
22 oofT oonntïb,0r1e1?kegn ƒd, shoamnds dbf%ors>te l-3 —of 9d-otoarlnliv/o; rsmteiugn. bBllaoaedi--
MSschermenaald’ Uoemen alleenstaand of in trossen, tuilen
• Tropische planten, 23 geslachten, omstreeks 300 soorten.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I , Cleomeae. Eénhokkige doosvrucht, meestal hauw
vormig. Bloembodem al of niet tot een stamperdrager verlengd. Kruiden.
1. Cleome. Bloembodem kort. Meeldraden 4—6, vrij.
2. POLANisiA. Bloembodem kort. Meeldraden 8 - a , vrii sommige
zonder helmknoppen. ’ J’ sommige
3. Gynandropsis. Bloembodem in het midden tot een stamnerdrager
verlengd, die ook de meeldraden draagt.
Tribus II. Capparideae. Besvrucht. Bloembodem steeds tot
een stamperdrager verlengd. Boomen of heesters.
f Meeldraden aan de basis van den stamperdrager.
tiSSSZ S a S f BMer" * lelvou'"e ' Ba™ i s h t '
1*"8 si*d' r“
t f Meeldraden aan den top van den stamperdrager. 1 M l Bloembladen genageld, 2 meestal grooter dan de
anderen. Besvrucht cilindrisch. Bladeren enkelvoudig
1. CLEOME L.
Kelk 4-tandig of 4-deelig (of 4 vrije kelkbladen), blij-
vend of afvallend soms aan de basis rondom loslatend.
Bloembladen mm of meer gelijk, soms min of meer eenzijdig
ontwikkeld, zittend of genageld, gaafrandig, in
den knop ineengewonden, dakpan s wij ze dekkend of geopend.
Bloembodem kort, van achteren soms in een aanhangsel
verlengd. Meeldraden 6, zelden 4 , op den bloembodem
ingeplant, allen, of 2 of meer, helmknoppen dragend,
met meestal ongelijke en neergebogen, soms onder den
top verdikte helmdraden. Eierstok zittend of gesteeld;
eitjes oo ; stijl kort of ontbrekend. Doosvrucht kort of
meestal lang, soms opgeblazen, zittend of gesteeld, l-hokkig
met vliezige kleppen. Zaden niervormig, ruw of met
wollige haren bekleed; kiemworteltje kegelvormig.
Halfheesters of éénjarige kruiden, enkelvoudig of vertakt,
kaal of met klierharen. Bladeren enkelvoudig of
3—7-tallig; blaadjes gaafrandig of fijngezaagd. Bloemen
afzonderlijk of in trossen, wit, geel of purper.
Omstreeks 70 soorten in alle warme streken der wereld vooral
in Amerika, Egypte en Arabier Ofschoon tot dusverre geen soorten
van dit geslacht in Nederlandsch Indië waargenomen zijn, is het
met het oog op de gemdkkelijke verspreiding der zaden niet onwaarschijnlijk,
dat zij daèr, van andere streken ingevoerd, nu en dan
aangetroffen worden.
2. PO L A N IS IA Rafin.
Kelkbladen 4 , lancetvormig, vrij of aan de basis vergroeid,
afvallend. Bloembladen zittend of genageld., gaaf,
min of meer gelijk, dakpanswijze dekkend. Bloembodem
neergedrukt, klein, naar achteren soms in een klier verlengd.
Meeldraden 8 of dikwijls meer (zelden 6), op de
basis van den bloembodem ingeplant, eenige soms zonder
helmknoppen, in den knop neergebogen; helmdraden
draadvormig, soms onder den top verdikt. Eierstok zittend
of gesteeld, dikwijls klierdragend; eitjes talrijk; stijl verlengd
of de stempel bijna zittend. Doosvrucht zittend of
gesteeld, verlengd cilindrisch of samengedrukt; zaden
niervormig, dwars of netvormig geaderd; kiemworteltje
aan de rugzijde van een der zaadlobben, gebogen.
Éénjarige kruiden, dikwijls klierdragend en sterk riekend.
Bladeren handvormig, 3—9-tallig, de bovenste
schutbladachtig.
Omtrent 14 soorten in de tropische gewesten, één algemeen
verspreid. In Nederlandsch Indië twee soorten: P. viscosa DC. =
Cleome viscosa L. en P. angulata Miq. ; eene derde soort P. Cheli