1—2-zadig. Zaden samen gedrukt, hangend; kiemwit min
of meer vleezig; kiem met bladachtige zaadlobben en
een verlengd kiemworteltje.
Rechtopstaande of klimmende boomen of heesters met
omgekrulde houtachtige ranken. Bladeren geheel gaaf ot
klierachtig gezaagd, lederachtig, vinnervig; steunhlaadjes
klein, afvallend. Bloemen okselstandig, geel, bijna zittend
of in uiterst korte, bundelswijze vereenigde aren; bloemstelen
met schutblaadjes.
Aantal soorten 3 of 4, volgens Hook. Flora of Brit. Ind. I,
p. 413, -waarvan 2 in tropisch Amerika en 1 of 2 in Malakka en
den Maleischen Archipel. "Vroeger werd hiertoe door Miqdel ook
Blume’s geslacht Sarcotheca (S. macrophylla BI.) gebracht; later
kwam deze hiervan terug. Hooker beschouwt deze soort als identiek
met B. Griffithii Planch., welke op Malakka voorkomt. Wanneer
dit het geval is en en de Amerikaansche poorten met de Aziatische
tot hetzelfde geslacht moeten gerekend worden, vervalt
Sarcotheca. Zoo echter blijkt dat wel de1 soort van Malakha, maar
niet die van den Maleischen Archipel tot Roucheria, behoort, moeten
beide geslachten behouden blijven__
3. E RY TH RO X Y LO N " L.
Kelkbladen 5, zelden 6 , vrij of vergroeid. Bloembladen
5 ? hypogynisch, afvallend, met een rechtopstaand dubbelgevouwen,
van voren vaak 2 -lobbig, schubje aan den
binnenkant, in den knop dakpanswijze dekkend. Meeldraden
1 0 , zelden 1 2 ; helmdraden vereenigd tot eene al
of niet klierdragende buis. Eierstok 8 -, zelden 4-hokkig;
stijlen 3, zelden 4 , vrij of vergroeid, (het laatste hij alle
Indische soorten) ; stempels knopvormig; 1 , zelden 2,
eitjes in elk hokje. • Steenvrucht 1 -hokkig, 1 -zadig. Zaden
met eene dunne zaadhuid; kiemwit niet altijd in dezelfde
hoeveelheid, soms ontbrekend; kiem recht; zaadlobben
planconvex; kiemworteltje kort.
Heesters of kleine boomen, meestal geheel kaal. Bladeren
afwisselend, geheel kaal, vaak in twee rijen; steun-
blaadjes binnen den bladsteel, dikwijls dakpanswijze
dekkend, op korte, onontwikkelde, bladerlooze takken.
Bloemen okselstandig, klein, wit of paarsch, alleenstaand
of in bundels; bloemstelen met schutblaadjes.
Aantal soorten omstreeks 50, waarvan een 40-tal in Amerika, de
overigen in tropisch Afrika, Australië en Azië. Eéne soort, E. Su~
matfanum Miq. , ook beschreven als E. retusum Zoll., komt in den
Maleischen Archipel voor. De Amerikaansche E. Coca L ., welke de
Cocaïne levert, wordt thans op vele plaatsen gekweekt.
4. SARCOTHECA BI.
Kelkbladen 5. Bloembladen 5, in den knop ineengedraaid.
Meeldraden 10, alle met helmknoppen, aan
de basis kruikvormig vergroeid. Eierstok 5-hokkig; in
elk hokje 2 eitjes,- boven elkander; stijlen 5, vrij, met
eindelingsche, weinig verbreede stempels. Besvormige
doosvrucht, aan den top met 5 spleten schotverdeelend
openspringend. Eén zaad in elk hokje (waarvan echter
vele mislukken) samengedrukt; kiemwit vleezig; kiem
schuin; zaadlobben bladachtig; kiemworteltje kort.
Heester met 4-kantige takken. Bladeren afwisselend,
lederachtig, vinnervig, geheel en al gaafrandig. Oksel-
standige en eindelingsche, lange, vertakte trossen, alleenstaand
of in bundels. Kleine, zeer kort gesteelde bloemen.
Eéne' soort in den Maleischen Archipel, S. macrophylla BI. Deze
^“Soort door Miqdel in zijne Flora met het Amerikaansche geslacht
Roucheria vereenigd, verschilt daarvan, volgens latere onderzoekingen,
van dezen auteur (Illustr. p. 70) niet alleen dbor het voorkomen'
de nervatuur en de blöeiwijze, maar ook door de meeldraden,
die weinig_in ,lengte verschillen, door het ontbreken van
de„_hypogynische klieren, door de stempels, die bij Boucheria
bijna knopvormig zijn en door den bouw der vrucht, bij Sarcotheca
eene vleezige doosvrucht, bij Roucheria eene steenvrucht met 3—5-
hokkige steenkern.
5. IXONANTHES Jack.
Kelkbladen 5—6, kort, vergroeid aan de basis. Bloembladen
5—6 , perigynisch, in den knop ineengedraaid,
blijvend, om de vrucht verhard. Meeldraden 1 0—2 0 , aan
de buitenzijde van eene perigynische, ring- of napvormige,
geen klieren dragende schijf. Eierstok vrij, 5 6 -
hokkig; hokjes soms in 2 afdeelingen gescheiden; stijl
enkelvoudig; stempel knopvormig, gelobd; 2 eitjes in elk
hokje. Doosvrucht leder- of houtachtig, langwerpig of
kegelvormig; schotverdeelend; vruchtbladen naar binnen
openspringend. Zaden gevleugeld of met een mijter-
vormigen zaadrok; kiemwit vleezig; kiem zijdelingsch;
zaadlobben bladachtig; kiemworteltje naar boven gericht.
Boomen. Bladeren afwisselend, gaaf of gekarteld-ge