ontbrekend). Meeldraden in hetzelfde aantal als de kelkbladen
of in het dubbel aantal (soms door mislukking
minder). Asstandige zaadlijsten. Kruiden (zelden min of
meer heester achtig), meestal met kleine, onverdeelde, tegenovergestelde
bladeren. Steunblaadjes ontbrekend of vliezig,
j-j- Kelkbladen 2.
XYI. Portulacaceae. Bloembladen 4—5, zelden oo . Meeldraden
Qo of weinige, doch niet in hetzelfde aantal als
de bloembladen. Centrale zaadlijst. Kruiden met afwisselende
of min of meer tegenovergestelde bladeren. Steunblaadjes
stijfvliezig, in borstels veranderd of ontbrekend.
Cohors 5. CrUTTIFERAEElS.
(Meeld raden in onbepa a ld a a n t a l ; kelk in
den knop dakpanswijze dekkend.)
Kelkbladen 2—6 , meestal 4—5 , zelden oo , dakpanswijze
dekkend. Bloembladen in hetzelfde aantal als de kelkbladen,
zelden meer. Meeldraden meestal oo. Eierstok 3—oo -hokkig,
zelden 2-hokjcig of tot 1 vruchtblad verminderd; zaadlijsten
in den binnenhoek der hokjes vastgehecht. Bloemen regelmatig.
XYII. Hypericaceae. Bloemen tweeslachtig. Meeldraden
oo, meestal 3-broederig. Kruiden en heesters, zelden
hoornen; bladeren tegenovergesteld of in kransen, onverdeeld,
vaak kruidachtig. Steunblaadjes ontbrekend. Bloemen meestal
in 3-deelige bij schermen of pluimen.
XYIII. Guttiferae. Bloemen éénsiachtig of gemengd-
slachtig. Meeldraden meestal oo. Boomen of heesters;
bladeren tegenovergesteld of in kransen, meestal onverdeeld
en lederachtig. Steunblaadjes ontbrekend. Bloemen meestal
in 3-deelige bij schermen of pluimen.
XIX. Ternstroemiaceae. Bloemen tweeslachtig, zelden
éénsiachtig. Meeldraden meestal oo. Boomen of heesters,
meestal met afwisselende (zelden tegenovergestelde), lederachtige
, onverdeelde (zelden handvormig samengestelde)
bladeren. Steunblaadjes gewoonlijk ontbrekend. Bloemen
meestal in trossen, zelden in pluimen.
XX. Dipterocarpaceae. Bloemen tweeslachtig. Vruchtdragende
kelk meestal vergroot. Meeldraden oo of in hetzelfde
aantal of twee of driemaal zooveel als de bloembladen.
Boomen of heesters, met afwisselende, lederachtige, onverdeelde
bladeren. Steunblaadjes zijn meestal aanwezig.
Bloemen in pluimen. (Zie ook XX. Dipterocarpaceae en
XXa. Ancistrocladaceae op p. xvn.)
Cohors 6. M A 1Y A 1E S .
(Meeldraden oo; kelk in den knop klepswijze
aaneensluitend.)
Kelklobben of kelkbladen 5, zelden 2—4, klepswijze aaneensluitend
in den knop. Bloembladen meestal in hetzelfde aantal
als de kelkbladen of ontbrekend. Meeldraden meestal oo of
1-broederig. Eierstok 3: -oo -hokkig, zelden 2-hokkig of tot
1 vruchtblad verminderd; eitjes vastgehecht in den binnenhoek
der hokjes.
XXI. Malvaceae. Meeldraden éénbroederig. Helmknoppen
1-hokkig. Eitjes klimmend of horizontaal, amphitroop of
anatroop, met naar boven gekeerde, zijdelingsche of buik-
standige zaadnerf, soms hangend, met naar boven gekeerde
of ruggelingsche zaadnerf. Kruiden, heesters of boomen
met afwisselende, onverdeelde, ingesneden of handvormig
samengestelde bladeren. Steunblaadjes meestal voorhanden.
XXII. sterculiaceae. Meeldraden hoog met elkander
vergroeid of afzonderlijk of in bundels tegenover de bloembladen.
Helmknoppen 2-hokkig. Eitjes klimmend of horizontaal,
anatroop of amphitroop met buikstandige of zijdelingsche
zaadnerf en naar onderen gericht poortje, zelden
orthotroop. Kruiden, heesters of boomen met meestal
afwisselende, onverdeelde, gelobde of handvormig samengestelde
bladeren. Steunblaadjes meestal aanwezig.
XXIII. Tiliaceae. Meeldraden oo, vrij of aan de basis
een weinig vergroeid. Helmknoppen 2-hokkig. Eitjes dikwijls
hangend met eene buikstandige zaadnerf. Boomen of heesters,
zelden kruiden, met afwisselende, zelden tegenovergestelde,
onverdeelde, zelden gelobde bladeren. Steunblaadjes meestal
klein en afvallend, zelden groot of ontbrekend.