kort; helmbindsel hoornvormig verlengd. Schijfschubben
omstreeks 10, zeer klein. Eierstok balf onderstandig,
2-hokkig; stijlen 2, vrij, k o rt; in elk hokje 1 hangend
eitje. Doosvrucht houtaehtig, eivormig, met hoornachtige
hinnenlaag van den vruchtwand, die van de buitenlaag
loslaat. Zaden onbekend.
Boom met afwisselende, onverdeelde, gesteelde, blijvende
bladeren en kleine, afvallende steunblaadjes. Bloemen
in schijnbaar eindelingsche, gesteelde, ongeveer 15-bloemige
hoofdjes, zonder schutbladen.
Eéne soort, M . Malayana Oliv. , door Maingay in Penang aangetroffen
en dus waarschijnlijk ook op Sumatra te vinden.
2. R H O D O L E IA Hook. f.
Bloemen tweeslachtig, asymmetrisch. Kelkbuis den
eierstok ongeveer tot bet midden omgevend; kelkzoom
ringvormig, afgeknot, van binnen met klieren bezet.
Bloembladen 2—4, zeer ongelijk, 1-zijdig, in de binnenste
bloemen der hoofdjes ontbrekend, genageld, langwerpig-
lancetvormig. Meeldraden 7-—10, met de bloembladen op
den kelkrand ingeplant; belmdraden lang en dik; helm-
knoppen aan de basis vastgebecht, lijnvormig-langwerpig,
met 2 spleten openspringend; helmbindsel niet verlengd.
Eierstok balf onderstandig, eivormig, met 2-spletigen
top, 2-hokkig of door bet verdwijnen van bet tusschen-
scbot 1-bokkig; stijlen priem vormig, lang, afvallend,
met enkelvoudige stempels ; eitjes in elk bokje oe , 2-rijig
aan de asstandige zaadlijsten vastgehecbt. Doosvrucht min
of meer boutachtig, in 2 spitsen eindigend, oo -zadig,
2-hokkig, 2-kleppig; kleppen 2-spletig. Zaden dakpanswij ze
opeengedrongen, samengedrukt, kantig, weinig of niet
gevleugeld; zaadhuid korstachtig; kiem onbekend.
Onbehaarde, kleine bloemen, in voorkomen aan bet geslacht
Rhododendron herinnerend. Bladeren opeengedrongen
aan de toppen der takken, uitgespreid, afwisselend, lang
gesteeld, altijdgroen, van onderen blauwgroen, langwerpig
, gaafrandig, dik lederachtig. Steunblaadjes ontbrekend.
Bloemen klein, met rooskleurige bloembladen en met
ineenvloeiende kelken, meestal 5-bloemige, okselstandige,
gesteelde en knikkende hoofdjes vormende, die aan de
basis door schutbladen zijn omgeven, waarvan de buitenste
klein en onbehaard zijn, doch die naar binnen langzaam
in grootte toenemen en waarvan de binnenste viltachtig
behaard zijn.
Aantal soorten 2, waarvan 1 in Hongkong en de andere, Rh.
Teysmanni Mig., op Sumatra voorkomt. Door Miquel werd de
soort niet tot de Hamamelidaceae, maar tot de Diosmeae (Rutaceae)
gebracht.
3. B U C K LA N D IA R. Br.
Bloemen gemengdslacbtig. Kelkbuis min of meerklok-
vormig, aan den eierstok vastgehecbt; kelkzoom vleezig,
afgeknot, golvend 5-lobbig. Bloembladen bij de tweeslachtige
bloemen in zeer verschillend aantal, lijn-spatelvormig,
min of meer vleezig, dikwijls in meeldraden overgaande,
in den knop omlaag gekromd; bij de vrouwelijke bloemen
4, rudimentair. Meeldraden 10—14 (bij de vrouwelijke
bloemen ontbrekend), met ongelijke, priemvormige belmdraden;
belmknoppen aan de basis vastgehecbt, langwerpig
, meestal gewrongen, met 2 ongelijke, blijvende
kleppen en een toegespitst helmbindsel. Eierstok half
onderstandig, met 2-spletigen top, 2-hokkig; stijlen 2,
min of meer dik, teruggekromd, aan de binnenzijde plat
en met stempelkliertjes voorzien; eitjes in elk hokje 6,
in 2 rijen. Doosvrucht bijna vrij, nagenoeg kogelvormig,
houtaehtig, 2-hokkig, met 2 2-spletige kleppen, waarvan
de binnenlaag beenhard, bros en glanzend is. Zaden in
elk hokje omstreeks 6, de bovenste beenhard en zonder
kiem, de overige vruchtbaar, 3-zijdig, van boven gevleugeld;
kiem wit weinig, vleezig; zaadlobben langwerpig,
plat, met een kegelvormig kiem worteltje.
Bijna geheel en al onbehaarde boomen, met rolronde,
aan de knoopen geleede takken. Bladeren afwisselend,
gésteeld, lederachtig, breed eivormig, toegespitst, gaafrandig,
aan de basis hartvormig, met handvormig verspreide
nerven; bladstelen en jonge bladeren zijdeachtig
bruinharig; volwassen bladeren onbehaard. Steunblaadjes
groot, lederachtig, afvallend, langwerpig, het jonge, neergebogen
blad en de bloemen omgevende. Bloemen klein,
in hoofdjes met ineenvloeiende kelken; hoofdjes 10—20-
bloemig, tot tuilen vereenigd, aan geleede bloemstengels.