zig, in den knop klepswijze aaneensluitend, met een naar
binnen geslagen aanhangsel. Meeldraden 6, zonder helm-
draden; helmknoppen dik, kogelvormig, zittend, van
buiten aan alle kanten met bolten, welke door een afvallend,
vliezig deksel gesloten worden en stuifmeel bevatten.
Rudimentaire eierstok klein, kegelvormig. Vrouwelijke
bloemen: Kelk diep 5-tandig. Bloembladen 6,
met de kelktanden afwisselend, aan de basis vergroeid,
langharig. Eierstok langharig, kogelvormig, éénhokkig;
stempel breed, schijfvormig, met eene bult in het midden;
eitjes 2, hangend aan den top van het hokje. Yrucht
onbekend.
Klimmende heester met min of meer rolronde, zacht-
harige twijgen. Bladeren tegenovergesteld, gesteeld. Oksel-
standige pluimen, die der mannelijke bloemen veel langer
dan die der vrouwelijke.
Eéne soort, P. scandens Beoo., door den auteur in Nieuw-Guinea
gevonden.
26. JODES BI.
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloemen: Kelk 4—5-
tandig, kort. Bloembladen 3—5, vrij of tot eene korte
buis verbonden, klepswijze aaneensluitend in den knop,
vliezig, met ingebogen top. Meeldraden 3—5, om een
rudimentairen stamper, hypogynisch of een weinig met
de bloemkroon vergroeid; helm draden zeer kort; helmknoppen
opgericht, aan de basis vastgehecht, stomp of
zelden met den top van den helmdraad vergroeid en
slakkenhuisvormig gewonden, naar binnen met 2 spleten
openspringend. Vrouwelijke bloemen: Kelk als bij de
mannelijke. Bloemkroon 4—5-spletig, van onderen buisvormig
en dikwijls naar boven verwijd. Staminodiën
ontbrekend. Eierstok nagenoeg zittend, 1-hokkig met 2
naast elkander geplaatste, hangende eitjes; zaadstreng
uitgezet; stempel zittend, schijfvormig, 5-lobbig. Steenvrucht
aan de basis omgeven door den blijvenden, doch
niet in om vang toenemenden kelk; kern 1-zadig. Zaad
hangend; zaadhuid dun; kiemwit vleezig; zaadlobben p lat;
kiemwortehje naar boven gericht.
Klimmende, zelden rechtopstaande heesters. Bladeren
tegenovergesteld, of min of meer afwisselend, gesteeld,
enkelvoudig, 1-nervig. Bloemen in bijschermen, welke
tot trossen vereenigd, in of boven de bladoksels staan;
mannelijke bloemstengels sterk vertakt; de onderste vaak
in ranken veranderd en zonder bloemen.
Aantal soorten omstreeks 6, in Engelsch Indië, den Maleischen
Archipel en tropisch Afrika. De soorten van den Maleischen Archipel
zijn J. ovalis B I en /. tomentella Miq. Door Baillon wordt
ook hier de kelk als bijkelk of omwindsel opgevat.
27. CARDIOPTEBIS Wall.
Bloemen tweeslachtig. Kelk 5-deelig, met elkander
dakpanswijze dekkende slippen. Bloembladen hypogynisch,
tot eene 5-lobbige bloemkroon vergroeid, met uitstaande,
elkander in den knop dakpanswijze dekkende, vliezige
slippen. Meeldraden 5, in de buis van de bloemkroon
ingeplant en met de lobben daarvan afwisselend; helm-
draden even lang als de langwerpige, in de lengte naar
binnen openspringende, aan de rugzijde vastgehechte helmknoppen.
Schijf vleezig, kussenvormig, min of meer 5-
hoekig. Eierstok vrij, 1-hokkig; stempels 2, de een na
den bloei verlengd-zuilvormig, de ander kort, knopvormig
en gesteeld; eitjes 2 , hangend van den top van het
hokje. Yrucht omgekeerd eirond-langwerpig, uitgerand
aan den top, niet openspringend, met 2 breede, dwars-
gestreeptè langsvleugels en eene streepvormige kern. Zaad
hangend, lijnvormig, gevoord, met eene dunne zaadhuid;
kiem kegelvormig, zeer klein, binnen den top van het
vleezig-korrelige kiemwit.
Onbehaard, slingerend- kruid met een wit melksap.
Bladeren afwisselend, gesteeld, breed hartvormig; gaaf-
randig of gelobd, dunvliezig. Okselstandige, vorkswijze
vertakte of pluimvormige bijschermen. Bloemen klein?
zittend, zonder schutbladen. Yrucht glanzend, vliezig.
Aantal soorten volgens Miquel en Beccari 2 , in Engelsch en
Nederlandsch Indië voorkomende, welke volgens sommige schrijvers
als synoniemen worden beschouwd. De eerste, C. lobata Wall,
in den Maleischen Archipel verspreid, werd ook beschreven als C.
Javanica BI. en door Hasskarl tot een afzonderlijk geslacht Peri-
pterygium gebracht, (P. quinquelobum Hassk.). De tweede, C.
Moluccana BI. , werd alleen in de Molukken, op Oelebes en Nieuw
Guinea gevonden. Beide werden onder den naam C. Bumphii door
Baillon vereenigd. De verwantschap met de Olacaceae, waarin het
geslacht door de meeste schrijvers in de nabijheid van Phytocrene