F am. x x x i i . MELIACEAE.
Bentham et Ho oker , Gen. Plant. I, p. 3 2 7 . — Miq u el , Arpn.
Mus. Bot. Lugd. Bat. IV, p. 1. — Hie r n in H o o k e r , Flora of
Brit. Ind. I, p. 5 4 0 B J |C asim. De Oan dolle in De Cand. Monogr.
Phaner. I , p. 399.
Bloemen tweeslachtig of zelden gemèngdslachtig-twee-
huizig, regelmatig. Kelk klein, 8—6 -lobbig, zelden gaaf-
randig, of uit 4—5 vrije kelkbladen gevormd, meestal
dakpanswijze dekkend in den knop. Bloembladen 4—5,
zelden 3, vrij of zelden aan de basis vergroeid, soms
met de onderste belft der meeldradenbnis samenhangend,
in den knop klepswijze aaneensluitend of dakpanswijze
dekkend ineengedraaid. Meeldraden 4-® 1 2 , meestal 8—1 0 ,
aan de basis van de hypogjniscbe schijf ingeplant; helm-
draden tot eene buis verbonden, zelden v rij; helmknoppen
opgericht, meestal zittend op de buis en daarbinnen
besloten of er boven uitstekend, 2 -hokkig, in de lengte
openbarstend. Hypogynische schijf buis- of ringvormig of
weinig ontwikkeld, vrij of met den eierstok vergroeid.
Eierstok meestal vrij, 2—5-hokkig; stijl enkelvoudig;
stempel schijf- of knopvormig; eitjes 1 , nu eens 2 in elk
hokje naast of boven elkander, (zelden 1 ), dan weder-
4—oo, in 2 rijen, en nu eens anatroop met buikstandige
zaadnerf en naar boven en naar buiten gericht poortje,
dan weder orthotroop. (Het eerste geval dikwijls bij het
onderste en het tweede bij het bovenste eitje in hetzelfde
hokje). Doos-, steen- of besvrucht. Zaden nu eens zonder
kiemwit, dan weder met vleezig kiemwit, dikwijls in een
zaadrok besloten.
Boomen of heesters. Bladeren afwisselend, zelden tegenovergesteld,
zonder steunblaadjes aan den bladvoet, meestal
gevind, zelden enkelvoudig of dubbel gevind; blaadjes
tegenovergesteld of afwisselend, zonder steunblaadjes aan
de bladspil, meestal geheel en al gaafrandig en min of
meer schuin aan de basis. Bloemen meestal in oksel-
standige pluimen.
Aantal geslachten 35, soorten 565 volgens Cas im. De Oan dol l e -,
meestal tropisch en in de beide halfronden verspreid. Miqu el
noemt 113 soorten op voor den Maleischen Archipel.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus 1. M c l i e i i c . Meeldraden tot eene buis vergroeid. Hokjes
van den'eierstok met 2 eitjes. Zaden ongevleugeld; kiemwit dun;
zaadlobben plat-bol of bladachtig. Bladeren enkelvoudig, drietallig,
enkel- of dubbelgevind, met gave of getande blaadjes of slippen.
§ Bladeren enkelvoudig.
1. Turraea. Kelk 4—5-tandig. Bloembladen vrij, langwerpig.
Meeldradenbuis lang. Schijf ontbrekend. Hokverbrekende doos-
. vrucht. §§ Bladeren drietallig of enkel- of dubbelgevind.
-j- Bloemen langwerpig-, stijl lang.
2. Munronia. Kelk 5-deelig. Bloembladen. vrij of halverwege
vergroeid. Schijf buisvormig. Hokverbrekende, 5-kleppige doos-
. vrucht.
3. Melia. Kelk uit 5 vrije kelkbladen gevormd, 5-deelig of
-spletig. Bloembladen vrij. Helmknoppen tusschen de slippen van
de meeldradenbuis. Schijf kort, steelvormig, aan den top nap-
,vormig. Eierstok’ 5—8-hokkig. Steenvrucht veelzadig, veelhokkig.
4. Azadirachta. Kelk 5-deelig. Bloembladen vrij, Helmknoppen
tegenover de slippen van de meeldradenbuis. Schijf ontbrekend.
Eierstok 3-hokkig. Steenvrucht éénzadig.
f f Bloemen kogelvormig; stijl kort.
5. Cipadessa. Kelk 5-tandig. Bloembladen k o rt, vrij. Meeldradenbuis
kort, 5—10-deelig. Schijf nap vormig. Eierstok 5-hokkig.
Besvrucht met 1—2-zadige'hokjes.
Tribus" II. Trichilieae. Meeldraden tot eene buis vergroeid.
Hokjes van den eierstok met 4—2 eitjes. Zaden ongevleugeld, zonder
kiemwit; zaadlobben dikwijls met in elkander sluitende uitsteeksels
en inhammen. Bladeren enkel gevind met gaafrandige blaadjes.
f Bloemen en meéldradenbuis langwerpig of lijnvormig. Schijf
ter v rij, buis- of cilindervormig. Stijl meestal lang. Helmknoppen
binnen de meeldradenbuis besloten.
§ Hokverbrekende doosvrucht.
6. Dysoxylon. Kelk 4—5-spletigof-deelig, dakpanswijze dekkend
in den knop of urnvormig, met in den knop klepswijze aaneensluitende
slippen. Bloembladen klepswijze aaneensluitend in den
knop. Helmknoppen 8—10. Eierstok 3—5-hokkig met 2 eitjes
in elk hokje.
7. Chisocheton. Kelk nap- of buisvormig, gaafrandig of kort
getand. Bloembladen smal, in den knop klepswijze aaneensluitend.
Helmknoppen 4, 6, 8 of 10. Eierstok 3—4-hokkig, met 1 eitje
in elk hokje.
§§ Steenvrucht of besvrucht.
8. Dasycoleum. Kelk nap- of buisvormig, vrij. Schijf ringvormig.
Helmknoppen 5—8. Eierstok 2—4 hokkig. Steenvrucht.