1-—3-tallig of onevengevind; blaadjes lederachtig, gaaf-
randig. Bloemen in trossen of pluimen. Doosvrucht van
binnen onbehaard of behaard.
Aantal soorten omtrent 140, tot de tropische luchtstreken be-
hoorende, in Zuid Amerika en Zuid Azië in groote hoeveelheid
voorkomende, in tropisch Afrika niet zeldzaam; zij werden ook in
Mexico aangetroffen, doch ontbreken -in het overige Noord Amerika
en evenzoo in Australië. Slechts ééne soort werd op de eilanden
van den Stillen Oceaan gevonden.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. C o n n a r e a e . Kelkslippen dakpanswijze dekkend. Zaden
zonder kiemwit.
t Kelk de basis van de vruchten niet omgevend.
Vruchtbare stampers 3—5.
1. Agelaea. Kelk na den bloei niet vergroot. Meeldraden
5—10. Bladeren 3-tallig.
t + Aeik de basis of den steel van de vrucht omgevend.
Vruchtbare stamper 1
2. Rourea, Kelk na den bloei vergroot de basis der vrucht
omsluitend. Vrucht ziftend. Zaad met een zaadrok.
3. Rourkopsis. Kelk na den bloei wel vergroot, doch de basis
der vrucht niet omsluitend, maar uitgespreid. Zaad zonder zaadrok.
4. Connarus. Kelk na den bloei niet vergroot. Vrucht gesteeld.
Tribus II. C n e s t i d e a c . Kelkslippen klepswijze aaneensluitend. -
Zaden met of zonder kiemwit.
■f Kelk 5-deelig. Meeldraden 10, soms bij afwisseling korter of door
staminodiën vervangen.
5. Cnestis. Bloembladen korter dan de kelk. Stampers 5,
- zittend, waarvan 1 of 2 zich tot eene van binnen ruigharige
doosvrucht ontwikkelen. Meeldraden bijna gelijk.
6. Tr iCholobds. Bloembladen langer dan de kelk. Stamper 1.
Doosvrucht van binnen zachtharig, zittend. Meeldraden om den
anderen zeer kort, soms door staminodiën vervangen.
7. Taeniochlaena. Bloembladen langer dan de kelk, verlengd-
lijnvormig. Stampers 5. Doosvrucht zachtharig, van hinnen on-
, behaard. Meeldraden 10, bij afwisseling langer en korter.
8. Ellipanthus. Bloembladen langer dan de kelk U langvverpjg-
lancetvormig. Stamper 1. Doosvrucht viltachtig, van binnen onbehaard.
Meeldraden 5, afwisselend met 5 staminodiën.
'i' Kelkbladen 3—5, vrij. Meeldraden 3—5. Geen staminodiën.
9. Troostwijckia. Bloembladen langer dan de kelk. Stampers
meestal 4. Doosvrucht ruig, stekelig.
Onvolkomen bekend geslacht.
10. Nothocnestis. Kokervrucht ongesteeld, met rudimentaire
tusschenschotten aan rug- en buiknaad. Zaadrok volkomen.
1. A G E L A E A Soland.
Kelk 5-deelig, blijvend; slippen na den bloei niet vergroot,
uitgespreid, in den knop dakpanswijze dekkend
of min of meer klepswijze aaneensluitend. Bloembladen
5, lancet- of lintvormig, vrij of tot aan het middenlicht
samenhangend. Meeldraden 5, die vrij zijn, of 10,dieöf
aan de basis éénbroederig zijn, öf vrij, met draadvormige
helmdraden. Schijf onduidelijk, half ringvormig of
ontbrekend. Stampers 3—5, sterk behaard, in priemvor-
mige stijlen verdund; stempels enkelvoudig of 2-lobbig.
Doosvruchten 1—2, fluweelachtig behaard, zittend of
kort gesteeld, dik lederachtig, van- buiten met rimpels,
wratten of plaatjes bedekt. Zaad opgericht; zaadhuid
leder- of korstachtig, glanzend, van de basis tot boven
het midden vleezig en zaadrokvormig; kiemwit ontbrekend;
zaadlobben amandelachtig.
Boomen of heesters, opgericht of klimmend. Bladeren
afwisselend, drietallig; blaadjes breed eivormig, lederachtig.
Bloemen klein, met viltachtig behaarden k elk, in
okselstandige, veelbloemige, vertakte pluimen.
Aantal soorten, volgens Bentham en Hooker 9, waarvan 2 in
tropisch Azië, 3 in tropisch Afrika en de overige in Madagascar
voorkomen. In den Maleischen Archipel komen slechts 2 soorten
voor, n. 1. A. vestita Hook. f. met 5 , en A. Wallichii Hook. f. met 10
meeldraden. De eerste is dezelfde, welke Hooker vroeger beschreven
had als zijn geslacht Hemiandrina (H. Borneensis Hook. f.).
Ook meent deze dat zij synoniem is mét Miquel’s Troostwyckia
( T. singularis Miq.). Daar echter volgens Miquel het laatste geslacht,
in den knop klepswijze aaneensluitende kelkbladen heeft, heb
ik dit in de volgende tribus gehouden. De tweede komt op Malakka
en Singapore voor en kan dus waarschijnlijk ook wel op Sumatra
gevonden worden.
2. R O D R EA Aubl.
Kelk 5-deelig; slippen in den knop dakpanswijze dekkend,
na den bloei in omvang toenemend en hard wordend
, de basis der vrucht nauw omsluitend. Bloembladen
5, langer dan de kelk, meestal lijnvormig-langwerpig.