De staart is meer of minder sterk bebaird, somtijds tweerijig (Sciuropterus), somtijds aan den wortel, van
onderen, met groote stekelachtige schubben voorzien (Anomalurus); even lang of langer, of korter dan het
overige hgchaam. De teenen zijn middelmatig, van achteren vijf, van voren vier, met eene wratachlige
verhevenheid in plaats van den duim. Nagels tamelijk groot, sterk zamengedrukt, gekromd en puntig.
Snijtanden -; kiezen 4+ f of , ^ ( (bij Anomalurus); wanneer in de bovenkaak vijf kiezen aanwezig zijn,
is de voorste zeer klein. Vaderland: Azië, met inbegrip van Japan, de Philippijnsehe en de Sunda-
eilanden; voorts het noord-oostelijke gedeelte van Europa; het heete Afrika en Noord-Amerika.
A . GROOTE, EIGENLIJKE VLIEGENDE EEKHORENS (PTEROMYS PR. S. D.).
De pees, welke het groote zijvlies ondersteunt, ontspringt aan den handwortel (aan het os pisiforme).
Behalve dit vlies en dat, hetwelk langs de voorzijde der voorpooten heenloopt, is nog een tamelijk groot
vlies tusscben de acbterpoolen en den wortel des staarts aanwezig. Staart, even lang of langer, dan bet
overige van het ligchaam, rolvormig, aan alle zijden even digt en gelijkmatig behaird. Teenen van
onderen en zolen der voorpooten geheel naakt; zolen der achterpooten gedeeltelijk naakt. Met den
staart twee en een’ balven tot drie voet lang. Tot nog toe slechts in Voor- en Achter-Indië, op Java,
Sumatra, Bornéo, de Philippijnsche eilanden en Japan waargenomen (*).
1.) ï *t i ;kohvs i*b:t a ii*ista, Auct. Geheele lengte drie voet. Staart, omstreeks een vierde langer
dan bet ligchaam. Ooren, behalve de achterhelft der buitenzijde, zeer dun behaird; naakte zool der
achterpooten, in den vorm van eenen langwerpigen, kromlijnigen driehoek. Van boven, even als de
staart, vaal roodaehtig zwart-bruin ; op den kop en den geheelen rug, tot aan het valscherm en tot op
de pooten, zijn de haren met grijsachtig witte punten voorzien. Onderdeden tot over den wortel van
den staart, gelijk ook de wangen, grijsachtig. Bewoont het vasteland van Indië.
Pallas ('(), die deze soort het eerst heeft vermeld, beschrijft, onder den naam van Seiurus petaurista,
twee wijfjes van Pter. nilidus en een mannetje van Pter. petaurista, en geeft van dit laatste eene afbeelding.
Vosmaer (j), waarschijnlijk met de voorwerpen van Pallas voor zich, vervalt in dezelfde dwaling, de
roode voorwerpen met eene zwarte punt aan den staart (Pteromys nitidus) voor de wijfjes van Pt. petaurisla
(*) Vosmaer, p. 5, en na hem BuiTon, ed. 12°. S u p p l. Tom. V. p. 254, geven, volgens Valentyn, III. p. 269 en 270,
ook het eiland Gilolo als vaderland eener soort van vliegenden eekhoren op; maar het blijkt reeds uit de beschrijving van
Valenlyn, dat men daaronder een vliegend buideldier (Pelaurus) en geen’ vliegenden eekhoren te verstaan hebbe.
Af ij zijn in de gelegenheid, dit gevoelen als stellig te bevestigen, alzoo het Rijks-Museum alhier, niet lang geleden,
twee voonverpen van het bedoelde dier, en wel uit dezelfde streek, van Dodingo, door den Heer Forsten heeft mogen
erlangen, welke dieren niet schijnen te verschillen van Petaurus sciureus. Den vliegenden eekhoren der Philippijnsche
eilanden, tot nog toe slechts bekend uit de korte beschrijving en afbeelding in do L e ttr e s é d ifia n te s (zie ook
H ist. g én ér. des v o y a g e s , Tomé 18, p. 51; H is to ris c h e b e sc h rijv in g d e r r e iz e n , Deel 18, bl. 54), kan
men niet met zekerheid onder eene der juist bepaalde soorten rangschikken. Naar de opgegeveno kleur te oordeelen,
schijnt deze zoogenaamde Taguati het meest met Pteromys nitidus overeen te komen.
( f ) Misc. Zool. 1766. p. 57. Tab. VI.
(5) D e sc rip tio n du grand É c u re n il volant. Amslerd. 1767. PI. 4.
houdende; en deze valsche meening werd door alle volgende schrijvers verspreid, tot dat Desmarest (*),
op gezag van Geoffroy, in 1820, beide dieren als verschillende soorten opgaf. Vosmaer’s afbeelding
stelt, gehjk die vau Pallas, den waren pelaurista voor. De aan Buffou (f) verschuldigde beschrijving
en afbeelding van eenen groolen vliegenden eekhoren der kust van Malabar, behoort insgelijks tot
Pt. petaurista, aan welken bij, zeer willekeurig, den naam van Taguan geeft, zijnde deze naam, door de
schrijvers der L e ttre s éd ifian te s, gebezigd voor de ongenoemde soort der Philippijnsche eilanden,
van welke wij reeds hebben melding gemaakt. De Heer V. Jacquemont heeft op zijne reis in Cachemir
eenen vliegenden eekhoren gevonden, welke door Is. Geoffroy, onder den naam van Pteromys inornatus,
is beschreven en afgebeeld (Description des Collections de Vict. Jaequemont, Mammifères et
Oiseaux, p. 62, PI. 4). Deze vliegende eekhoren, van welken het Museum onlangs verscheidene voorwerpen
erlangde, schijnt zich van Pter. petaurista slechts door zijne lichte, in het roestroode trekkende
kleur te onderscheiden.
2. ) I‘Ti:itojwvs eiEKAV*. Zolen en ooren, als bij de voorgaande soort, maar het geheele dier een
vierde kleiner, en de staart slechts een vijfde langer, dan het ligchaam. Van boven vuil rood-bruin,
op den staart in het zwart-brume overgaande. Kop van boven, hals van achteren, en de geheele rug,
zwart, hebbende de haren grijsachtig witte punten. Onderdeden en wangen van eene licht rood-
bruinachtige roestkleur. Tot heden alleen op Java gevonden.
3. ) PiEHoms nitidus, Geoffr. Grootte, lengte van den staart en de zolen, als bij Pt. petaurista.
Ooren een weinig kleiner en digter behaird, dan van de beide voorgaande. Boven rood-bruin, van
onderen licht rood-bruinachlige roeslkleur. De staart gewoonlijk met eene zwarte punt. Java, Sumatra,
Borneo, Malakka en de lage streken aan den voet van bet Himalaja-gebergte. De voorwerpen van de
Sunda-eilanden zijn altijd donker rood-bruin op den rug en licht bruinachtig roestkleurig van onderen.
De voor- en achtervoeten, de oogkring, eene vlek onder de kin, eene streep om den snuit en de punt
des staarts zijn gewoonlijk, maar niet altijd, zwart, en er bestaan zelfs voorwerpen, wier geheele rug
met zwarte haren doormengd is. Bij andere voorwerpen daarentegen, is op geen der voornoemde
deelen eemg zwart te zien. Een voorwerp onzer verzameling, van het zuidelijk gedeelte van Malakka
afkomstig, stemt in alle opzigten met de gewone voorwerpen van de Sunda-eilanden overeen; alzoo ook
een ander voorwerp van het vasteland van Indië, hetwelk echter over het geheel lichter van kleur is, dan
die der Sunda-eilanden. liet door Gray (§) afgebeelde voorwerp van Pt. nitidus is insgelijks een weinig
lichter gekleurd, dan die der Sunda-eilanden, maar heeft geene zwarte punt aan den staart, en zijn
Pt. albiventer ( J , in hetzelfde werk afgebeeld, schijnt met den voorgaande in niets te verschillen, dan
dat bij lichter van kleur is, en dat inzonderheid al de onderdeelen bijkans geheel witachtig zijn (.().
(*) Mammalogie, p. 342, 551.
(+) S u p p l ém e n t, PI. 23.
($) Hardwicke, In d ia n Zool. II. Platen zonder nommer en zonder nadere opgaaf' van het vaderland.
(*) P ro c e ed in g s of Zool. Soc. 1836. p. 88.
(-[-) De dooi Pennant, Q n ad r. 1781. pag. 417, n°. 281, PI. 44, onder den naam van Sailing Squirrel afgebeelde
legende eekhoien is, volgens de beschrijving, geheel wit van onderen, en stemt, behalve de zwarte staartpunt,