Een tienjarig verblijf van de Ileeren von Siebold en Burger op Japan, heeft de Fauna van dat land
in deszelfs gelieele uitgestrektheid doen kennen. De Hoogleeraar Reinwardt deed in het jaar 1821
eencn togt met de brik The E x periment, langs Madwa’s oostpunt, de baai van Bima op Simbawa,
Koepang, het eiland Wetter, Banda, Amboina, Haroekoe, Saparoea, Tydore, Ternate en het distrikt
Menado, als ook Gorontalo op Celebes. De Majoor Trcfs hield zich, m het jaar 1818, gedurende eem-
gen tijd in de omstreken van Makassar op. De Commissie tot natuurkundig onderzoek in Indië heeft,
onder leiding van den Heer Muller voor het zoölogisch gedeelte, vijfjaren op Sumatra, één jaar op
Borneo, eencn gelijken tijd op Timor en eenige maanden op Nieuw-Guinea doorgebragt, en daarenboven,
als ter loops, de eilanden Buton, Amboina, Banda en Poeloe-Samaow bezocht. Naar deze opgave laat
zich eenigermate de kennis berekenen, welke wij van de Fauna dier streken bezitten.
Java is van den Indischen Archipel het meeste bekend. De Heeren Reinwardt, Kuhl en van Hasselt,
Boie en Macklot doorkruisten dit eiland in onderscheidene rigtingen, en uitgebreide Entomologische
verzamelingen werden aldaar buitendien gemaakt door de Heeren i’ayen, Westermann en Horsfield,
welke dienaangaande reeds veel aan het publiek hebben medegedeeld.
De rivier Doeson op Borneo, levert nagenoeg dezelfde soorten van Papilio, Pieris en Danaïs op, en
heeft over hel algemeen, wat de insekten aangaat, van de Sunda-eilanden de mecslen overeenkomst
met Java. Deze bijzonderheid moet des te meer bevreemding verwekken, daar de gewervelde dieren,
door het aanwezen van den Simia satyrus, Tlrsus Malayanus, Tapirus Indicus en van den Argus op
Borneo, als ook op Sumatra, en door het ontbreken van deze zelfde vormen op Java, deze beide eilanden
zoo bepaald van elkander onderscheiden.
Op Sumatra heeft de westkust, door eene bergketen van 3000 voeten van het tegenover liggende
strand gescheiden, onder de insekten een veel grooter aantal van Java afwijkende vormen, dan Borneo.
In de oorspronkelijke bosschen van Batang-Singalang vindt men vele eigenaardige soorten van Lamia en
Saperda; ook zijn bij Padang de geslachten Lucanus en Galeruca bijzonder menigvuldig. De Buprestis
fulminans is met de gewone soorten van Brenlus, Helops en Tenebrio over Java, Borneo en Sumatra
verspreid.
Oostelijk van de Sunda-eilanden, komen op Timor zeer afwijkende vormen te voorschijn. De Phasma
gigas en de Buprestis fulminans ontbreken op Timor-Koepang, en de laatste wordt er vervangen door
B. farinosa Oliv.
Ten opzigte der Fauna van Nieuw-Guinea, is het den Heer d’Urville (*) voorgekomen, dat de insekten
van het land der Papoea’s veel overeenkomst hebben met die der Moluksche eilanden. De zuid-westkust
heeft over het algemeen dezelfde vormen opgeleverd, als het noordelijk gedeelte, in vereeniging echter
met andere, die aan de eerste streek eigen zijn. Dr. Muller vond aldaar eenen grooten gedoornden
(*) Voyage de 1’Astrolabe. Eiitomol. p. 28.
Julus; Phasma horridum, door den neer d’Urville bij Port Praslin, en Phasma Jlopei, Gray, op
Nieuw-Holland ontdekt; Tricondyla aptera; Theratis labiata en basalis; Pamborus allernans; Geoncmus
arrogans en striatopunctatus; Eupholus Cuvieri, mirabilis, Sehoenherri, door den Heer Boisduval
in zijne Faune de 1’Océan pacifique beschreven; onderscheidene soorten van Tmesisternus;
een’ grooten zwarten Cerambyx met dwarsgroeven over de borst; Ornithoptera Tithonus n. sp.;
Papilio Ambrax, Axion; Idea d’Urvillei; Urania Orontes; Gocytia d’Urvillci. Hieruit laat zich
opmaken, dat de Fauna van Nieuw-Guinea, hoewel eenige Moluksche vormen bevattende, over het
algemeen genomen, eenen eigenen typus bezit.
De Heer d’Urville heeft, gedurende zijn verblijf op de eilanden Boeroe, Waigiou en N. Ierland, waargenomen,
dat de vlinders zich op die eilanden bijzonder ontwikkelen, terwijl de schildvleugeligen er
daarentegen zeer arm zijn aan vormen. Zoo vond hij op de eerste plaats 55 soorten Lepidoptera, met
4 soorten Goleoptera; op de tweede, onder 138 soorten insekten, 54 soorten kapellen; op de derde,
44 soorten vlinders en slechts zeer weinige Goleoptera. Yerder is men aan hem ook nog de waarneming
verschuldigd, dat de Fauna van Taïti en Barabora (Gezelschaps-eilanden) over het algemeen zeer arm is
aan insekten: op Taïti vond hij alleen 12 soorten kapellen, waaronder geene Ornithoptera of Papilio,
en eenige zeer kleine vormen van Goleoptera. De Heer Meyen maakt dezelfde waarneming aangaande
de Sandwichs-eilanden (*). Op Honoroera en Oahu waren nergens insekten te ontdekken; zelfs de
moskieten, die zich op de Gezelschaps-eilanden zoo zeer vermenigvuldigen, behooren er niet te huis:
daarentegen ziet men er eene tallooze menigte linksgedraaide Helices, van verschillenden vorm, kleur
en grootte, aan boomen en struiken.
Op Java en Borneo merkt men, over het geheel genomen, eene gelijkmatige ontwikkeling op van Lepidoptera
en Goleoptera; deze staat ongeveer in dezelfde verhouding op Timor en Nieuw-Guinea, hoewel
deze laatste eilanden minder verschil van vormen opleveren. In de Molukken ontmoet men eene bijzondere
vermenigvuldiging der groote vormen van Ornithoptera en Papilio, terwijl de Coleoptera er zeldzaam
aangetroffen worden. Het tegenovergestelde vindt plaats op Sumatra’s westkust, alwaar de
Coleoptera verre de overhand hebben boven de kapellen. Dat overigens in den grooten Oceaan, op de
kleine eilanden, waaruit de Marianne-, Caroline-, Hebriden-, Sandwichs- en Gezelschaps-eilanden
gevormd zijn, de vermenigvuldiging der insekten zoo bijzonder karig is, mag grootendeels toegeschreven
worden aan hunne nieuwe vulkanische vorming.
Ten westen der Sunda-eilanden is de Fauna van Ceylon nog zeer gebrekkig bekend. ïsle de France
en Bourbon schijnen zich grootendeels aan Madagaskar aan te sluiten, hetwelk men in de laatste jaren,
door de nasporingen van den Heer Godot, nader heeft leeren kennen. Eene menigte, geheel eigenaardige
vormen, door de Heeren Klug en Boisduval beschreven, komen op Madagaskar voor, die van
de Afrikaansche geheel afwijken.
(*) Jteise um die Erd e, II. p. 141, 158.