op deze aarde vertoeven en hunne oogen onafgewend naar de zon gerigt houden. Na verloop van
zeker tijdsbestek zouden zich deze boetelingen in de lucht opheffen en booze geesten worden, welke
somwijlen gedurende den nacht, de gedaante van vurige bollen eener groene, gele en roode kleur
aannemende, op de woningen der mensehen nederstrijken en aldaar onfeilbaar allerlei onheilen en vooral
ziekte en sterfte zouden te weeg brengen.
Deze eene der menigvuldige overleveringen van gelijken aard, bij de Sundanezen en andere Indische
eilanders bewaard en voortgeplant, zal als een staaltje van het vindingrijke vernuft des bijgeloofs, naai
wij ons vleijen, meer dan voldoende zijn.
VERKLARING van PLAAT 7.
Trigonocephalus formosus; natuurlijke grootte.
OVER
DE SLANGENSOORTEN VAN HET GESLACHT
H O I A L O P S I S ,
UIT DEN INDISCHEN ARCHIPEL;
DOOR
HERM. SCHLEGEL EN SAL. MÜLLER.
O P la a t V I I I . )
D e slangen, uit de afdeeling der Niet-giftigen, die men onder den geslachtsnaam Homalopsis
vereenigd heeft, leven grootendeels in zoetwater, en zijn gekenschetst door haar krachtig maaksel,
door de eigenaardige gedaante van haren kop, die buitengewoon dik en breed is en in eenen korten,
stompen snuit uitloopt; voorts door hare kleine, naar boven gerigte oogen en door de naauwe halvemaanvormige,
geheel boven op den snuit en zoo digt bij elkander liggende neusgaten, dat er meestal
slechts één voorste voorhoofdsschild aanwezig is. — Hare lippen zijn gewoonlijk zeer uitgezet; de laatste
tand der bovenkaak is veel langer dan de overigen, en meestal met eene groef voorzien; de achterste
speekselklieren eindelijk zijn zeer sterk ontwikkeld. — Hare kleuren zijn meestal somber en dragen er
toe bij, om aan deze slangen een onbevallig en, vooral ook door den zonderlingen vorm van den kop,
een terugstootend aanzien te geven. — Zij zijn tot nog toe slechts in de heete streken van Amerika en
Azië waargenomen.
Wij kennen van dit geslacht niet meer dan de veertien soorten, welke in Schlegel’s Essai bereids
zijn aangeduid. Zes van die bewonen de eilanden van den Indischen Archipel. Het zijn de volgende: