dc 6de en 7dc ader aan de binnenzijde geknot, aan de buitenzijde uitgesneden. Op de onderzijde der
tweede vleugels zijn de twee binnenste vlekken paars, trapsgewijze in lengte afnemende, aan den top
op dezelfde wijze uitgesneden, als de vijf vorige. De zeven halve-maanvormige vlekken langs den
buitenrand zijn van dezelfde kleur; die bezijden de staarten, vereenigen zich met de vlekken der
inkervingen, te zamen eene vlek als een hoefijzer vormende, welke naar buiten geopend is. — De
mannetjes van Celebes hebben 3¥", de wijfjes ongeveer 3'" vlugt. Alle vlekken zijn kleiner; die van den
band der bovenvleugels zijn korter en meer van elkander verwijderd. Van onderen is de vlek tusschen
de 6de en 7de ader zeer klein. De zeven halve-maanvormige vlekken ontbreken aan de onderzijde der
tweede vleugels bij den buitenrand en de twee binnenste vlekken van den middelband zijn veel kleiner.
PAPILIO HELENUS, Linn., Boisd. n. 25.
De ondervleugels hebben meestal eene kleine, bruine anaalvlek aan de bovenzijde, soms langs den
binnenrand twee halve-maanvormige vlekken, welke bij de wijfjes cirkelvormig zijn. Op Timor-Koepang
komt eene variëteit voor, welke in beide seksen van boven op de ondervleugels vijf kleine, donker
bruine, weinig gebogene randvlekken heeft, van welke de binnenste de anaalvlek vormt; zij nemen
naar boven in grootte af. Yan onderen zijn deze vlekken breed en geel van kleur; die, welke tusschen
de zesde en zevende ader ligt, is niet oogvormig, maar op de zijden geopend.
PAPILIO SEVERUS, Cramer, Boisd. n . 26.
De witachtig gele band der ondervleugels is bij de wijfjes gewoonlijk brecder dan bij de mannetjes.
Dezelve is bij de laatste van den top der middelcel een weinig verwijderd of loopt over het uiterste gedeelte
van dien top heen. Gewoonlijk strekt zich de band tot op den binnenrand der vleugels uit; bij
anderen komt dezelve tot op de zevende ader. Een wijfje is voorhanden, op hetwelk de band niet
verder reikt dan tot op de vijfde ader, vormende op de onderzijde der vleugels vier nevelachtige vlekken.
Deze variëteit komt zeer na aan Helenus; zij verschilt alleen door eene kleine vlek tusschen de vierde en
de vijfde ader, en door de blaauwe vlekken op de onderzijde.
G R O E P VI.
PAPILIO GAMBRISIUS, Cramer, Boisd. n. 29.
lie t mannetje. De vleugels zwart aan beide kanten; de ondervleugels alleen aan de bovenzijde met
eene lichte, zwavelgele vlek, welke langs den bovenrand naar de basis toe verlengd is. lie t wijfje.
De vleugels bruin-zwart; de onderste aan beide kanten met eene witte vlek op het middelvlak en vier tot
zeven oranje randvlekken.
$ Pap. Gambrisius, Cramer, Boisd. n. 29. P. Ormenus, Guérin, Boisd. n. 30. — d" ? P. Erectheus,
Boisd. n. 31. — Yan Gambrisius zijn er twee voorwerpen voorhanden, zonder bepaling van vaderland.
Op de bovenvleugels zijn de gespikkelde strepen langs den buitenrand zeer flaauw; de vlekken van
den top zijn van ongelijke grootte. De dwarsband der ondervleugels loopt van den bovenrand over
de middelcel naar den binnenrand; beschrijft eenen regten hoek door de vlek boven de tweede ader,
welke langs den bovenrand naar de basis der vleugels zich verlengt; strekt zich naar den binnenrand
in eene spitse punt uit; de geheele band is van boven schuins afgesneden en de vlekken tusschen de
vijfde ader en den binnenrand zijn naar buiten toe minder verlengd dan de vorige. De drie vlekken
onder den dwarsband zijn onbepaald van omvang en naar beneden langzamerhand wegsmeltende of
bestaande uit een paar nevelachtige punten. De onderzijde der vleugels is bijna geheel zwart; de vier
punten op den top der boven vleugels zijn van ongelijke grootte; de zes blaauwe vlekken der ondervleugels
zijn zeer groot of bijna geheel uitgewischt; in het eerste geval ontbreken de gele vlekken, van welke
er bij de tweede, vier voorhanden zijn. De donker roode anaalvlek is aan de onderzijde al of niet aanwezig.
— Ormenus, Guérin, heeft de punten op den top der bovenvleugels gewoonlijk kleiner. De
band der ondervleugels bereikt den binnenrand of houdt aan de zevende ader op; loopt over den top der
middelcel heen, of is geheel van dezelve afgesloten; naar boven vormt hij eenen regten hoek met het
gedeelte, dat tusschen de tweede ader ligt, en naar beneden eenen boog met gelijkmatig verlengde punten.
Op de onderzijde der bovenvleugels zijn de punten aan den top al of niet voorhanden; de blaauwe en
gele halve-maanvormige vlekken zijn nevelachtig, onbepaald van grootte. De anaalvlek is donker rood. —
Erectheus, Donovan (Insects o f A sia, Tab. 15), van Nieuw-Uolland, heeft over den top der bovenvleugels
van weerszijde eene breede streep; op de ondervleugels denzelfden band als Ormenus, maar
smaller, altijd om de middelcel heenloopende, van boven eenen boog beschrijvende en zich tot de
zevende ader uitstrekkende. De anaalvlek is rood, van ongelijke grootte. Op de onderzijde der tweede
vleugels ziet men soms eene rij gele nevelachtige vlekken tusschen de tweede en zevende ader; eene rij
hemelsblaauwe, waaronder een gelijk aantal sterk bepaalde, langwerpige vlekken liggen, met eene
groote anaalvlek. Erectheus komt echter ook voor met de ondervleugels geheel zwart, alleen van eene
anaalvlek voorzien, naast welke een paar kleine, blaauwe en onder dezen eene of twee oranje punten
liggen. — Het eenige bestendige onderscheid tusschen Gambrisius, Ormenus en Erectheus is, dat bij
den eersten de band der ondervleugels spitser uitloopt, dat hij bij den tweeden breeder en bij Erectheus
aan de bovenzijde meer boogvormig is. Yerder is het niet mogelijk, tusschen dezelve eenig onderscheid
te zien, en schijnen zij allen te moeten worden aangezien als mannetjes van Aegeus, Donovan, met welke
de twee laatste aan het Museum toegezonden zijn. — Het wijfje, Aegeus, Donovan, verschilt evenzeer
in teekening. De bovenvleugels zijn witachtig grijs of vaal met kleine, witte vlekken over het buitenste
gedeelte. De witte band der ondervleugels strekt zich meest over een gedeelte der middelcel uit; is
echter ook soms geheel van dezelve afgescheiden; de breedte van dezen band is gewoonlijk een derde van
de lengte der ondervleugels; in het laatste geval slechts een vijfde. De anaalvlek is ovaal met een of twee
zwarte oogen, of vierkant zonder oogen; aan den bovenrand met de middelvlek vereenigd of van
dezelve verwijderd. De zes randvlekken zijn vierkant en okerkleurig of sikkelvormig, smal en oranje of
rood van kleur. Naast de anaalvlek ziet men bij eenigen twee of drie hemelsblaauw gespikkelde vlekken,
welke echter meest geheel ontbreken. Aan de onderzijde is de band der bovenvleugels lichter; de
ondervleugels toonen tusschen den witten band en de bruine vlekken meest zes hemelsblaauwe halvemanen,
van welke er ook dikwijls niet meer dan twee voorhanden zijn; de bovenste bruine vlek is bij
eenigen met dc witte randvlek vereenigd, bij anderen daarentegen van dezelve afgezonderd.