OVERZIGT DER PLATEN
PLAAT 8. PLAAT 10 bis.
Fig. 1.
Oud mannetje van Semnopithecus frontatus. (Een derde
der natuurlijke grootte.)
Fig. 2.
Kop van hetzelfde voorwerp, van voren gezien.
Fig. 3.
Schedel van dezen aap, van voren gezien. (Natuurlijke
grootte.)
Fig. 4.
Dezelfde schedel, van de zijde gezien.
PLAAT 9.
Fig. 1.
Oud mannetje van Semnopithecus rubicundus. (Een
derde der natuurlijke grootte.)
F ig. 2.
Kop van dezen aap. (Natuurlijke grootte).
Fig. 3.
Schedel van denzelven, van de zijde gezien. (Natuurlijke
grootte).
Fig. 4.
Dezelfde schedel, van voren .gezien.
PLAAT 10.
Fig. 1.
Oud mannetje van Semnopithecus sumatranus. (Een
derde der natuurlijke grootte.)
Fig. 2.
Kop van het lichtkleurige wijfje dezer soort. (Natuurlijke
grootte.)
PLAAT 11.
Fig. 1.
Jong van Semnopithecus rubicundus. (Een derde der
natuurlijke grootte.)
Fig. 2.
Jong van Semnopithecus chrysomelas. (Een derde der
natuurlijke grootte.)
Fig. 3.
Schedel van Semnopithecus chrysomelas, van de zijde en
van voren gezien. (Natuurlijke grootte.)
PLAAT 12.
Fig. 1. )
Jong van Semnopithecus cristatus. I A1Je drie? een
Fïg. 2. f (jer(Jo dernatuur-
Jong van Semnopithecus mitratus. I iyke grootte.
Fig. 3. \
Jong van Semnopithecus nasicus. J
PLAAT 12 bis.
Fig. 1.
Oud mannetje van Semnopithecus chrysomelas. (Een
derde der natuurlijke grootte.)
Fig. 2.
Een lichtkleurig wijfje van deze soort. (In dezelfde
verhouding geteekend.)
Fig. 1.
Kop van Semnopithecus mitratus.
Fig. 2.
Kop van Semnopithecus melalophos.
Fig. 3.
Kop van Semnopithecus maurus.
Alle drie in natuurlijke
grootte,
naar het leven geteekend.
OVER DE TOT HEDEN BEKENDE
E E K I I O B E N S ( S E I M E S )
VAN DEN
INDISCHEN ARCHIPEL,
DOOR
SAL. MULLER EN HERI. SCHLEGEL.
Men kan de eekhorens van den Indischen Archipel in verscheidene onderafdeelingen brengen
en hen op de volgende wijze kenschetsen:
A. Groote soorten, zonder zijstrepen; staart zeer lang, sterk tweedeelig, met zeer lange haren. Schedel
breed en krachtig. Snuit kort, breed, gewelfd. In de boven- even als in de onderkaak, aan elke zijde
slechts vier kiezen (*).
1. ) Sciurus BicoLOR, Spamnann. a.) Var. Sondaica. Staart eenigzins langer dan het ligchaam.
Onderzijde van het dier geelachtig, bovenzijde bruin, zwart en geel-bruin geschakeerd. Ooren en
handen zwart. Omstreeks twee en een’ halven voet lang. Java, Sumatra. b.) Yar. Indica. Yan
boven eenkleurig zwart, van onderen geel. Malakka.
2. ) Scitrnirs nvi-olkucus, Horsfield. Van de grootte der voorgaande soort, maar met eenen
langeren staart. Yan boven vaal bruin, in het roestkleurige; van onderen, als ook de snuit witachtig.
( ) lot deze afdeeling behooren ook Sc. maximus, Gm. en Sc. Finlaysonii, Horsf. (Sc. auriventer, Isid. Geofïr.)
MaMMALIA. n n