a.) Antennarum art. 2 et 3 " longitudine aequalis.............................20. Anisomorplia, B.
)) M 2US tertio brevior.
a.) Pedes subdentati vel lobis foliaceis aucti................................21. Acanthoderus, B.
/?.) » postici spinis validis armati............................................ 22. Eurycantha, Boisd.
B.) Antennae abbreviatae.
1.) Tarsorum anteriorum articulus primus et secundus longitudine aequalis. 23. Pachymorpha, Gray.
2 \ >, y, yi )) sequentib. 3'"15 longior vl'I » 24. Bacillus, Barm.
G RO E P I. 1 IE T E R O P T E R Y X , G ray.
(Diaplierodes, Burin.)
Elytra et alae utriusque sexus longitudine vix aequales, mesothoracis longitudini pares. Alae qua-
dratae; area antiea non distineta, ejusdem coloris ac postiea: nervis non distinctis. Pedes spinosi, non
lobati. Femora antiea basi non sinuata. Abdominis feminarum articuli apicales producti, vagina lon-
giores; decimo earinato apice bispinoso, praeeedente longiore.
Burmeister vereenigt Heteropteryx, Gray met Diaplierodes, Gray. De nadere kennis der beide seksen
van P. Mülleri, waarvan het wijfje met Heteropteryx of P. dilatatum, Parkinson en Shaw (Linn. Trans.
IV. PI. 18) overeenkomt, bewijst, dat het laatste, waarvan alleen het wijfje bekend was, door den
vleugelvorm der mannetjes van Diaplierodes of P. gigas, Drury zeer afwijkt. — P. dilatatum, Parkinson
is van de volgende soort onderscheiden door grooter lijf, van over de zes duimen lang; door de middel-
borst, welke slechts de helft langer is, dan de voorborst; door rozenkleurige vleugels en sterker achterdijen.
PHASMA (HETEROPTERYX) MÜLLERI, ». sr.
PI. XI. <? %. 4. S lig. 5.
Capite convexo, deeemspinoso, spinis acutis triseriatis; mesothorace prothorace bis longiore, apice
corona sexspinosa armaio; alis oblongo-telragonis fuscis, hyalino-vanegatis, elytns obtectis. Batang
Singalang (Sumatra); in silvis, sub foliis emortuis.
Mas. Mesothorace et abdomine subcylindrico; elytris olivaceis, margine exteriore viridi; tarsis
anticis et poslremis artieulo primo tribus sequentibus aequali. Long. corp. 2' 3'". Lat. corp. 2 .
Long. prolh. 21'". Long. mesoth. 5"'. Long. ped. poslr. 2" 21" Long. elytr. 4i"'. Long. alar. 3 .
Femina. Mesothorace conico; abdomine oblongo, supra plano, infra convexo, apice acuto; elytris
fuscis; femoribus linearibus non incrassatis; tarsis anticis et postremis artieulo primo et seeundo longitudine
aequali. Long. corp. 3" 2"'. Long. protli. 4"'. Lat. proth. 7". Long. ped. postr. 2 ' 6 .
Long. elytr. 8'". Long. alar. 7".
Var. b. Capite 8-spinoso, spinis duabus anticis minimis vel nullis; mesothoracis apice spinis duabus
sejunctis armato.
De sprieten zijn korter dan liet lijf, sterk en bestaan uit 23 leden; bij de larven echter slechts uit 18
en bij zeer jonge uit 11 leden. De voorborst is vierkant en heeft 8 doornen, van welke twee langere
op het midden, 4 kortere bij den achterrand en twee aan de voorhoeken. De middelborst der mannetjes
heeft het achtereinde verbreed tusschen de aanhechting der middelpooten en draagt 2 verlengde doornen
op het midden, eene kroon van 6 doornen bij den achterrand, nog 4 of 6 doornen op de zijden, behalve
eenige verspreide doornen op den rug. De achterborst is bij beide seksen verbreed, met eenen doorn
buiten de vleugels, wanneer deze in rust staan; met eenen scherpen zijdelingschen rand van 5 of 6
doornen en eenige verspreide doornen aan de onderzijde, liet achterlijf is bruin van kleur, van boven
glad en ongedoornd; de zijden met eene rij doorntjes bezet, welke bij de onvolkomene sterker zijn,
dan bij de volwassene; de onderkant met 4 rijen sterke doornen gewapend, welke zich over de zes
eerste leden van het achterlijf uitstrekken. De pooten zijn alle van dezelfde dikte; de achterpooten
slechts een weinig zwaarder; langs de hoeken der voor- en middeldijen staan vijf of zes doornen; langs
die der achterdijen acht of tien; de voor- en middelscheenen met vier paar, de achterscheenen met
zes paar doornen bezet. — Bij het mannetje is het laatste lid stomp en een weinig uitgebogen; de twee
aanhangsels zijn kort, onder het laatste lid verborgen; de scheede is kielvormig en maakt in het midden
eenen stompen hoek. — Bij de wijfjes is het achterlijf het breedst op de vier eerste geledingen en neemt
van daar langzamerhand in breedte af; het tiende lid is langer dan het negende. De eijerlegger is
kielvormig en loopt stomp uit.
jGROEP II. D IA PH E R O D E S , Gray.
Alae maris elytris quater longiores, feminae elytris subaequales. Pedes angulati. Abdominis feminarum
articuli apicales dorsales vagina breviores; articulo decimo obtecto, brevissimo.
P. (DIAPHERODES) VENUSTULUM, Serv.
Viride, capite gibboso obliquo, bispinoso, spina dextra magis prominente quam sinistra; prothoracis
et mesothoracis parte antiea bispinulosa; hoc laevi lateribus granuloso albo-fasciato; femoribus mediis
et posticis infra spinulosis; cercis analibus rectis.
Mas. (Platycrana venustula, Serv.) Corpore cylindrico; elytris t vel j “nl partem alarum aequan-
tibus, viridibus; alis pellucidis, area antiea viridi, margine albo, usque ad apicem articuli quinti produces;
pedibus anticis basi sinuatis. Lat. corp. 1'". Long. corp. 2// 6'"; mesoth. 6§"'; ped. ant. 14"';
p. med. 1" 3"'; p. post. 1" 4"'.
Femina. Corpore ter latiore; mesothorace convexo, margine arcuato, antrorsum angustato; meta-
thorace posterius latiore; abdomine in longitudinem striato; vagina 2'" ultra abdominis apicem producta,
obtusa; elytris alisque nullis (an larva?). Lat. corp. 3'". Long. corp. 2" 7'"; mesoth. 8"'; metath. 5'";
ped. med. 13"'; p. post. 1" 4"'. Cuba.
I nsecta. 28