hier boven aantoonden, met bepaald oogmerk, om er nut en voordeel uit te trekken; andere vervolgen
nu en dan, gedurende eenigen tijd deze amphibiën, om aan hunne wraak voldoening te geven, wanneer
een lid van ecne aanzienlijke of talrijke familie of wel een geliefd huisdier eene prooi van derzelver
vraatzucht geworden is. Hierover vertoornd, nemen zich de inlanders voor, in de gehecle omstreek
zooveel dezer dieren te verdelgen, als zij zullen vermogen. Zij snijden alsdan de gevangene krokodillen
den kop af en stellen denzelven, met opgesperde kaken, op een tot dat einde aan den oever opgerigt
houten stellaadje ten toon, met het doel, gelijk zij zeggen, om tot schrikbeeld en ter inboezeming
van vrees te dienen aan alle hunne, in zoodanige streek zich ophoudende makkers. Wij hebben op
onderscheidene plaatsen in de binnenlanden van Borneo, soortgelijke schedel-tentoonstellingen aan-
getroffen, die nu eens uit drie of vier, maar somwijlen ook wel uit zeven of acht krokodillenkoppen
bestonden. De meeste schedels zagen wij bij den Dano Lampocr en in de Soengej Karau; en hun
getal zal zich waarschijnlijk, na ons vertrek, op nieuw aanmerkelijk hebben vermeerderd, bijaldien
namelijk de gemelde Bakal Bodien aan zijn plegtig verklaard voornemen gevolg heeft gegeven, van
niet te zullen rusten, voor dat de laatste krokodil uit de rivier van Karau zoude verdwenen zijn: daar
deze kwaadaardige dieren, naar hij zeide, reeds al te veel menschen in die streken verslonden hadden
en wel verdienden, deswege eens geducht gestraft te worden.
Yan eenige, zich destijds aldaar ophoudende Pangererans ontvingen wij de volgende narigten aangaande
de geheimzinnige middelen, welke zij vóór en bij het ondernemen van de krokodillenvangst
in het werk stellen, ten einde zich van den goeden afloop en het welslagen der onderneming te
verzekeren. Volgens hen, mag een Pangereran, wanneer hij angels wil uitleggen, gedurende zeven
dagen, noch rijst, noch eenige andere spijzen kaauwen of vermalen; maar hij moet alles, wat hij
van voedsel in den mond neemt, dadelijk verzwelgen, opdat ook de krokodil niet eerst lang op het
lokaas bijte en daardoor welligt, óf enkel het vleesch nuttige, óf het daarin verborgen gevaarlijke
hout gewaar worde, maar den geheelen opgehangen vleeschklomp met angel en al, in eenen beet
terstond en gretig verzwelge. Bij het wegbrengen van den angel neemt de Pangereran een kolenvuurtje
benevens eenig benzoë en een’ halven kokosdop vol ruwe rijst met zich in de kano: zoodra hij op
de plaats, waar de angel gelegd zal worden, aangekomen is, werpt hij een stukje benzoë op het vuur,
prevelt vervolgens, onder het opstijgen van den wierook en het uitstrooijen van eenige rijstkorrels,
verschillende bezweringen en toovergebeden, en besluit eindelijk, met het dier herhaaldelijk met
luider stem aan te roepen, hetzelve daar ter plaatse te ontbieden en tot het verslinden van het lokaas
aan te moedigen. — Indien echter iemand, die den angel wil leggen, niet genoegzaam met de
daarbij vereischt wordende geheime kunstverrigtingen bekend is, loopt hij veel gevaar van onder het
schreeuwen, door een’ krokodil te worden aangevallen en verslonden, gelijk zulks onder anderen met
den Maleijer, wiens vrouw en kind reeds vroeger waren geroofd geworden, het geval was, en die,
ofschoon geen Pangereran zijnde, nogtans een’ angel had willen uitleggen, welk waagstuk hem het
leven kostte.
De ijzeren angels, die, even als de houten, P a n tjin g worden genaamd, welk Maleisch woord eigenlijk
vischhoek beteekent, bestaan in eenen ijzeren staaf van ruim een’ vinger dikte en nagenoeg anderhalven
voet lengte, aan welken zich in het midden een oogje bevindt tot het vastmaken der sleeplijn. Deze
staaf is voorts aan den eenen kant geheel regt, en aan den anderen, bij wijze van eenen vischhoek,
krom gebogen. Aan iedere punt bevindt zich buitendien een kleine weerhaak. Aan deze ijzeren angels
worden, uithoofde van hunne geringere dikte, ook somtijds levende dieren tot lokaas vastgehecht, als
b. v. eene eend of kip, een hond, aap en diergelijken.
Daar het uiteinde van de lijn eens angels nooit vastgebonden wordt, moet de krokodil, die een lokaas
ingezwolgen heeft, steeds worden opgezocht, hetgeen meestal intusschen niet zeer moeijelijk valt, omdat
de krokodillen zich gewoonlijk gedurende eenigen tijd binnen een zeker bestek van het water blijven
ophouden. De rotting drijft altijd boven, en is, wegens zijne witte kleur, gemakkelijk te ontdekken.
Zit de krokodil eenmaal aan de lijn vast, dan wordt dezelve eenige malen met rukken sterk aangehaald,
ten einde daardoor het angelhout in het ligchaam van het dier eene dwarse rigting te doen erlangen.
Somtijds sleept de krokodil, wanneer hij zeer groot is, het kleine schuitje, waarin zich de menschen
bevinden met de lijn, pijlsnel een eind ver door het water heen. Weldra echter wordt hij vermoeid
en laat zich alsdan lijdzaam aan wal trekken, waar hem terstond een strop van rotting, kokostouw of van
andere palmvezelen, om den muil wordt geworpen en ook de pooten worden vastgebonden. Indien
de vangst toevallig in de nabijheid van een dorp plaats vindt, dan wordt het aldus onschadelijk en
weerloos gemaakte dier, gemeenlijk nog een tijd lang, door eene talrijke menigte volks, zoo jong als
oud, op alle wijzen getergd en gefolterd, en eindelijk, onder een luid geschreeuw, met lange, uit drooge
bamboes bestaande spiesen, of met gewone ijzeren lansen, geheel doorstoken en met honderd andere
scherpe, snij- en houwwerktuigen verminkt en in stukken gehakt. Wanneer het dier gebonden is,
gebiedt de voorzigtigheid toch, dat men zich op eenen afstand van zijnen staart houde, met welken
hij in zijnen angst, links en regts, vervaarlijke slagen kan toebrengen.
In die landstreken, waar het vleesch der krokodillen niet door de inboorlingeu gegeten wordt, zoo
als zulks onder de Mahomedaansche volksstammen nooit geschiedt, werpt men het gedoode dier gewoonlijk
in eene rivier, ten einde door het stroomende water te worden weggevoerd. Alleen het mannelijk
lid, aan welks gebruik de Chinezen zoowel als de inlanders eene opwekkende, versterkende kracht toeschrijven,
wordt veelal van den romp afgesneden, gedroogd en in dien staat bewaard.
Ofschoon men in sommige rivieren en baaijen langs de kusten van Java vrij veel krokodillen opmerkt,
en zij zelfs op de reede van Batavia niet zeldzaam zijn, brengen zij toch, daar en elders op dit eiland,
over het algemeen den mensch minder nadeel toe, dan wel in andere streken van den Oosterschen Archipel.
De oorzaak daarvan laat zich verklaren uit het overvloedige voedsel, hetwelk zij in deze wateren aantreden.
Doode paarden, buffels, geiten, honden en andere krengen komen in deze zoo zeer bevolkte landstreken
in menigte de rivieren afdrijven, terwijl uit de talrijke schepen en inlandsche vaartuigen, welke hier
gedurig rondkruisen of op de onderscheidene reeden ten anker liggen, dagelijks eene groote hoeveelheid
ingewanden van kippen, eenden en ander gedierte over boord wordt geworpen, welk een en ander
genoegzaam toereikende schijnt te zijn om de vraatzucht dezer amphibiën te bevredigen. Ook kan het wel
waar zijn, dat zij op sommige plaatsen opzettelijk, doch in het geheim, door Mahomedaansche priesters
R f p t j l u . 4