langer dan de eerste, uitgenomen bij Heteropteryx, welker mannetjes en wijfjes de beide vleugels van
dezelfde lengte hebben. Mantis heeft ook de voorborst gewoonlijk langer, dan de middelborst; Phasma
daarentegen de middelborst langer, dan de voorborst, met uitzondering van Phyllium en Prisopus die,
even als ïïarpax en Metalleutica, voor- en middelborst van gelijke lengte hebben.
Eene natuurlijke rangschikking van het geslacht Phasma te geven, is geene gemakkelijke taak. Men
kan zulks gereedelijk opmaken uit eene vergelijking der zamenstelling, achtereenvolgend door Gray,
Serville en Burmeister ontworpen. Serville schikt de ongevleugelde vormen tusschen de gevleugelde;
Gray zondert de laatste van de eerste geheel af, en Burmeister stelt met regt eene derde afdeeling
van Phasma in, welke tusschen beide de twee vorigen staande, gevleugelde mannetjes met ongevleugelde
wijfjes verbindt, die door de vorige schrijvers als twee verschillende geslachten waren aangezien.
De afdeeling met gevleugelde mannetjes en wijfjes is het meest gewijzigd. Neemt men bij deze
den onderscheidenen vorm der pooten, of deze verbreed, gedoomd of effen zijn, tot grondslag, dan
wordt daardoor de groep Heteropteryx van Ectatosoma, Tropidoderus van Podacanthus, Xeroderus van
Necroscia, P. (Haplopus) difTormipes (Pterinoxylus, Serv.) van P. (Haplopus) ceratophyllum en angulatum
afgezonderd. Volgt men met Serville de evenredige lengte van de middelborst tot de voorborst, dan
wordt Necroscia van Phasma, Tropidoderus van Podacanthus verwijderd. De verhouding der onder-
vleugels tot de bovenvleugels geeft daarentegen eenen zeer natuurlijken leidraad. Bij diegenen, welke
van den gewonen grondvorm afwijken, zijn óf de boven- en ondervleugels van gelijke lengte bij mannetjes
en wijfjes (Heteropteryx, Gray), óf alleen bij de wijfjes (Diapherodes, Ectatosoma), óf de ondervleugels
zijn bij deze nu eens de helft korter, dan de bovenvleugels, dan weder naauwelijks zigtbaar
(Phyllium). Bij de overigen zijn de ondervleugels van mannetjes en wijfjes langer, dan de dekvleugels.
Onder deze komen eerst diegenen, welke zeer korte doornvormige dekschilden hebben; vervolgens
die, bij welke de bovenvleugels I—t deel, en eindelijk zulke, bij welke deze t 2 der ondervleugels
bereiken.
Van alle gevleugelde vormen, tol heden bekend, zijn de vleugels van beide seksen gelijkerwijze gekleurd,
behalve bij P. (Cyphocrania) marginipenne en spinicolle, waarvan de mannetjes doorschijnende,
de wijfjes donkere vleugels bezitten. De mannetjes dezer soorten zijn nog daardoor belangrijk, dat
zij zich het naast aansluiten aan die van Cladoxerus, waarvan zij alleen door kortere dekvleugels
afwijken.
Onbekend zijn nog de mannetjes der groepen Prisopus, Burm.; Xerosoma, Serv.; van P. conocepha-
lum, n.; van P. (Haplopus) difTormipes en micropterum, Serv.; van P. (Platyerana) reticulatum. Even
zoo de wijfjes van Xeroderus, Gray. Insgelijks behoort nog nader onderzocht te worden, of de wijfjes
van P. (Diapherodes) venustulum, Serv., gibbosum en glabricolle, Burm. ongevleugeld blijven, dan
wel korte vleugels bekomen, gelijk P. (Diapherodes) angulata, Fabr.
I.) Uterque sexus alatus.
A. ) Alae utriusque sexus vel feminarum tantum elylris aequales vel breviores.
1. ) Elytra et alae utriusque sexus longitudine subaequales, perbreves. . 1. Heteropteryx, Gr.
2. ) Mas alis elytra quater superantibus. Femina alis elytrisque subaequalibus
vel (?) nullis.
a. ) Pedes angulati..................................................................................... 2. Diapherodes, Gr.
b. ) » dilatati, lobis membranaceis.................................................. 3 . Ectatoso?na, Gr.
3. ) Mas alis elytra bis superantibus. Femina alis spuriis brevissimis,
vel dimidia elytra aequantibus; elytris valde dilatatis et elongatis. . 4. Phyllium, 111.
B. ) Alae utriusque sexus elytris longiores (elytris subaequales in P. (Haplopo)
angulato, Burm. ?).
1.) Prothorax et mesothorax longitudine subaequalis, quadratus. Elytra
1“ partes alarum aequantia...................................................................... 5. P r isopus > jj
2 ) Prothorax mesothorace brevior.
a.) Elytra brevissima, spinaeformia yel stipulaeformia........................ 6. Ascephasma, Westw.
^•) y) a—§-am partem alarum aequantia.
a.) Pedes antici spinosi yel dilatati................................................ 7. Xeroderus Gr
P ) » » non spinosi vel dilatati.
(Mesothorax elongatus; ocelli 3 vel nulli.........................)
» brevis; ocelli nulli..........................................} 8 ' S m -
**) » prothoracis duplice longitudine brevior; caput
ocellis praeditum.......................................................... 9. p /iasma ? Serv
c. ) Elytra —i am partem alarum aequantia.
cc.) Abdomen feminarum dilatatum, breve. ? Mas.
*) Alae longitudine abdominis.................................................... 10. P. conocephalum, n.
**) » abdomine breviores........................................................ 1 1 . Xerosoma, Serv.
ft-) Abdomen elongatum in utroque sexu.
*) Alae utriusque sexus forma aequales,
§) oblongae.
-j-) Thorace cylindrico vel angulato.
h) Cerci anales abbreviati......................................1 2 . Platy crania, Burm.
2‘) w valde elongati, angusti. . . . 13. Podacanthus, Gray,
f f ) Thorace conico......................................................14. Tropidoderus, Gray.
W arouatae.......................................................................... .... P.Boiei, brack,jpterum,
**) Alae marum oblongae, feminarum arcuatae.
f ) Cerci anales breves....................................................... .... Haplopus, B.
f t ) » » elongati......................................................... 17. Cyphocrania, B.
II. Mas alatus, elytris J yel £■" partem alarum aequantibns. Femiua aptera. . 18. Cladoxerus, B.
III. Uterque sexus apterus.
A.) Antennae elongatae.
1.) Tarsorum articulus primus sequentibus tribus longior...........................19. Bacteria, B.
^‘) w w » » » aequalis vel brevior.