Fcmina. M. variegata, Serv. Elytris margine anteriore fuseis, flavo-punctatis, caelerum fusco-
nubeculatis. Long. corp. 2" 6'". Long. pron. 10'". Long. elytr. 1" 10'". Lat. elytr. 6'". Borneo.
De mannetjes van M. catenata hebben het geheele lijf en de vleugels breeder; die van M. variegata
het lijf en de vleugels naar evenredigheid smaller. De witte vlek op de bovenvleugels is bij de laatste
donkerder en op den voorrand der ondervleugels bevinden zich zes in plaats van vijf bruine vlekken.
Voor bet overige komen zij geheel met elkander overeen, hebben beide den voorrand der dekvleugels
groen en eene langwerpig vierkante vlek aan den grond der dijen van het eerste paar poolen. Wat
aangaat bet verschil in de lengte der voorborst: verscheidene soorten van Mantis wijken dienaangaande af:
zoo vindt men mannetjes van M. superstitiosa, F., bij welke de voorborst 13 , en andere, waar dezelve
slechts 11"' lang is. Deze soort kan niet dezelfde zijn als pustulata, Stoll XX. f. 73, gelijk Burmeister
vermoedt (*), daar de vleugels dezer laatste langwerpiger zijn.
C.
A.) Oculis rotundatis.
I. ) Majores, 2§"—3" longae.
a. ) Macula elytrorum totam latitudinem infra nervos occupante.................
b. ) Macula elytror. dimidiam vel tertiam latitudinis partem infra nervos occupante.
1. ) Prothorace integro vel denticulato.
a.) Macula elytrorum fusca, extus alba..................................................
(}.) » y) fuscescente, annulonigro, extus albo vel pallido.
2. ) Prothorace grosse dentato......................................................................
c. ) Macula elytrorum nulla................................................................................
II. ) Minores, 20"'—2" longae.
a. ) Macula elytrorum fiasco- et albo-picta,
1. ) lunata.
a.) Femora antica parte interiore apice lutea........................................
/?.) » y> » » basi nigra..........................................
2. ) Trigona fusca, intus alba......................................................................
b. ) Macula elytrorum fusca oblonga..................................................................
c. ) » » nulla, stigmate concolore.
1. ) Elytra ante nervos reticulata.................................................................
2. ) » » » non reticulata.............................................................
B.) Oculis trigonis acutis.
? M. inquinata, Serv. 20.
Flavipennis, S. 8.
Supplicaria, B. 52.
20.
21. Precaria, Fabr. S. 7. B. 40.
1 Pavonina, B. 42.
? Hyaloptera, Perty.
23. Rogatoria, B. 41.
24. Sancta, Stoll XVII. 63.
25. Luna, S. 9.
26. Flavoguttata, S. 10.
27. Cubaensis, n. sp.
28. Unipunctata, B. 43.
ISublobala, S. 6.
Rracbyptera, B. 47.
30. Dilata, Stoll XXII. 83.
( Rubicunda, Stoll XXV. 96.
31.
( Oxypa, Klug. lit.
Deze geheele afdeeling is uitsluitend over Zuid-Amerika verspreid en strekt zich aldaar van de eilanden
van den Mexicaanschen zeeboezem tot over Columbia en Brasilie uit. M. pavonina, 111. wordt door
Burmeister vermeld, als in zuidelijk Afrika te huis behoorende; deze soort is echter van het Berlijnsche
Museum, als uit Brasilie afkomstig, alhier ontvangen. — Aangaande de onderscheidene takverdeeling
der aders op de vleugels van M. precaria, heeft de derde ader der boven vleugels twee takken bij de
mannetjes en eenen bij de wijfjes; de bovenste tak der vierde ader is bij de mannetjes enkel en heeft
éénen tak bij de wijfjes; de onderste tak geeft bij beiden twee takken af. M. rogatoria wijkt ten dezen
opzigte echter zeer af; de derde ader heeft vier takken bij de mannetjes, twee bij de wijfjes; de bovenste
lak der vierde ader is enkel bij de mannetjes, tweetakkig bij de wijfjes; de onderste tak geeft twee takken
af bij de mannetjes en eenen bij de wijfjes. — M. hyaloptera, Perty schijnt het mannetje te zijn van
M. pavonina, Burm.: de zwarte ring, welke de vlek der vleugels begrensd, is bij de wijfjes insgelijks
aanwezig; de witte boog aan de buitenzijde der vlek zoude dan bij de mannetjes donkerder zijn, zoo als
zulks bij meerdere soorten waargenomen wordt. Ten onregte wordt M. hyaloptera met effenrandige
voorborst, door Burmeister tot M. rogatoria betrokken, dewijl de voorborst van deze laatste, bij het
mannetje zoowel als bij het wijfje, sterk gedoomd is.— M. precaria, Linn. Mus.Lud. UIr. p. 114, zoude,
volgens Charpentier (*), de flavipennis, Serv. zijn: dit punt is echter niet te beslissen, daar Linnaeus
van het melkwitte stigma, dat aan de buitenzijde der vlek van M. flavipennis ligt, geen gewag maakt. —
M. Cubaensis, n. sp., door den Heer Buquet te Parijs van Cuba ontvangen, onderscheidt zich van de
andere kleinere soorten dezer afdeeling, door de vlek der boven vleugels, welke driehoekig, wit, bruin-
gerand is en aan de onderzijde nog eene roode streep binnen den bruinen rand bevat; door de ondervleugels,
waarvan het achterveld bij de aanhechting bruin van kleur is en door de voordijen van het
eerste paar pooten, welke bij de aanhechting aan de binnenzijde eene zwarte blinkende vlek hebben. —
M. rubicunda, Stoll XXV. 96, door Prof. Klug onder den naam van M. oxypa uit Brasilie medegedeeld,
heeft de aders der ondervleugels geel gezoomd, even als de overige soorten dezer afdeeling, en ver-
eenigt met dit kenmerk kegelvorraige puntige oogen.
D.
A. ) Alae fuscescentes, abbreviatae, rotundatae venis transversis concoloribns. . . . 32. Novae Guineas, n. sp.
B. ) » fuscae, venis transversis pellucidis ;
a•) oblongae in utroque sexu......................................................................................33. Maculata, Thunb.
b.) » » maribus, rotundatae in feminis.
cc.) Stigmate pallido, nigro-maculato.
1.) Prothorace elongato.
2.) » abbreviato.
(3.) Stigmate albo....................
r Carolina, St. 91, 92.
\ Dimidiate, B. 39 $•
34. J Carolina, B. 38.
\Conspurcata, S. 19.
\.lnquinata, S. 20 cT-
35. Truncata, Stoll f. 10.
36. Albimacula, B. 19.
5?