VERKLARING DER PLATEN.
PLAAT 8. PLAAT 10.
Fis. 1.
Nectarinia frcnata; mannetje.
Fig. 2.
Nectarinia Temminckii; mannetje.
Fig. 3.
Nectarinia hypogrammica; mannetje.
Fig. 4.
Nectarinia simplex; mannetje.
Fig. 5.
Nectarinia Solaris; wijfje.
PLAAT 9.
Fig. 1.
Nectarinia mystacalis; wijfje, nest en ei.
Fig. 2.
Nectarinia pectoralis; wijfje, nest en ei.
Fig. 1 en 2.
Nectarinia (Myzomela) Boiei; mannetje en wijfje.
(Zie de aanmerking in den tekst bl. 66.)
Fig. 3 en 4.
Nectarinia (Myzomela) vulnerata; mannetje en wijfje.
Fig. 5.
Nectarinia Ilasseltii; wijfje.
PLAAT 11.
Fig. 1.
Nectarinia (Arachnolhera) robusla; mannetje.
Fig. 2.
Nectarinia (Arachnolhera) armala; mannetje.
Fig. 3.
Nectarinia (Arachnothera) novae-guineac; wijfje.
(Al deze figuren in natuurlijke grootte.)
DE KROKODILLEN VAN DEN INDISCHEN ARCHIPEL;
DOOR
SAL. MULLER en KERM. SCHLEGEL.
fP l a u t I - I I I . J
Tot de gevaarlijkste en meest gevreesde roofdieren van den Oosterschen Archipel, behooren ongetwijfeld
de Krokodillen. Wij houden het voor mogelijk, dat er in Indië niet meer menschen door de
tijgers, dan wel door de krokodillen het leven verliezen. Deze laatsten althans, bewonen in dat gedeelte
van den aardbol een veel uitgebreider gebied, dan de genoemde groote katten. Krokodillen worden
daar bijkans aan alle oorden aangetroffen, welke maar eenigzins voor de leefwijze dezer dieren geschikt
zijn.
Nergens in den Oosterschen Archipel hebben wij intusschen meer krokodillen ontmoet, dan op Borneo.
liet gebeurde dikwerf, dat wij op onzen togt, door een gedeelte der zuidelijke helft van dit eiland,
op naauwelijks een uur afstands, tien tot twaalf dezer vreeselijke dieren aantrolfen (*); en de inboorlingen
verzekerden ons, dat zij vaak in weinige weken binnen een zeer klein plaatsbestek, een gelijk
getal dezer dieren hebben gevangen en gedood. — Men zoude bijna denken, dat eene zoo aanzienlijke
menigte van groote roofdieren de uitroeijing en vernietiging van alle overige waterbewoners ten gevolge
zoude moeten hebben; en toch beweren de inlanders op Borneo, geene in het oog vallende vermindering
van deze laatsten te bespeuren, terwijl het reeds daarom den eerstgemelden niet aan voedsel ontbreekt.
(*) In eene dergelijke verbazende hoeveelheid troffen ook de Heeren von Humboldt en Bonpland, op hunne vaart; langs de
rivier Apure in Zuid-Amerika, den Crocodilus acutus aan. Voyage, 4°. 1819, H. p. 213.
R eI’TILIA.