ribus spinulosis: posticis margine superiore 3-spinosis, spinis trigonis, apice acutis, latere externo tu-
berculatis; capite margine anteriore trispinuloso, posterius bispinuloso. Long. corp. £ 3 2 41"'.
Japonia. Yon Siebold.
24. A. (TETRIX) BREVE, n. sr.
PI. XXII. fig. 13. 2 (var. b.)
Affine A. gibboso, differt pronoto aequali granulato; femoribus anterioribus integris: posticis latere
externo rugosis. Yariat pronoto piano, supra pedes medios angulato, apice emarginato, lobulis duobus
acutis; tibiis posticis marmoratis. Tondano. Long. corp. 2 5'". — b.) Pronoto medio acuto-carinato,
lateribus supra pedes declivibus; apice postico abdomine vix breviore lobulis duobus obtusis; tibiis posticis
annulis tribus flavis. Long. corp. ? 4"\ Nova Guinea. — c.) Minus; pronoto uti in praecedente,
linea abdomine breviore, apice subemarginato vel rotundato. Long. corp. J 3 " , ? 3§"'. Krawang (Java).
25. A. (TETRIX) EMARGINATUM, n. sp.
PI. XXII. fig. 15. 2
Femina. Pronoto fusco-marmorato tenuissime granulato, apice postico truncato, emarginato, lobulis
obtusis: earina media distincta: lateribus convexis supra pedes anticos arcuatis: lateribus pone medium
reflexis, latis, concavis; capite inter oculos dilatato, arcuato uti in Cicadis; antennis brevibus; elytris
alisque brevissimis, vix distinguendis; femoribus anterioribus per longitudinem costatis: posticis obliquo-
rugosis; tibiis posticis denticulatis; abdominis apice pronotum aequante. Long. corp. ? 4k". Nova Guinea.
GESLACHT LOCUSTA, FABR.
(Locustina, Burm. — Locustariae, Serv.)
Het geslacht Locusta levert de schoonste vormen op onder de Orthoptera. Even als de ongevleugelde
soorten van Phasma naar de takken der boomen gelijken, even zoo gelijken de breedvleugelige soorten
van Locusta naar de bladen. De volgende punten verdienen eene nadere beschouwing, als:
A.) De Kop en de Monddeelen.
Over het algemeen neemt men geen onderscheid waar in den vorm van den kop tusschen de verschillende
seksen. Eenigen echter maken hierop eene uitzondering. Zoo hebben de wijfjes van Acridopeza
en Schizodactylus hem breeder en boller, dan de mannetjes. Het tegenovergestelde merkt men op bij
de wijfjes van L. (Megalodon) ensifera, Brullé; bij dezen is de kop smaller en platter, dan bij de mannetjes.
De bovenkaken der mannetjes van Gnathoclita zijn verlengd, naar binnen gekromd en aan het einde
slechts gedoomd; die der wijfjes volgen den gewonen grondvorm. Waarschijnlijk is zulks even zoo
het geval bij L. (Anastostoma) portentosa en Pattcrsonii.
Geen geslacht der Orthoptera is zoo onderscheiden van monddeelen, als Locusta. Onder deze
deelen verdienen de maxillaarpalpen vooral eene bijzondere beschouwing. Bij eenigen overschrijden zij
de lengte van den kop, genomen van de kruin tot aan het einde van de bovenlip; bij anderen zijn zij
merkelijk korter. De laatste wijziging is aan de meeste groepen eigen. Het vijfde lid is eens zoo lang
als het vierde en aan het einde niet verbreed (9* groep, Scaphura, Phaneroptera, Phylloptera, Phyl-
lophora, Cyrtophyllus), óf merkelijk verbreed (6* groep, 2 0 * groep, Pseudophyllus, Aprion, Acan-
thodes; 2 7 * groep, Polyancistrus, Megalodon, Mecopoda, en .‘13* groep); — óf het vijfde lid is de
helft korter dan het vierde (Gnathoclita); — óf het vijfde lid is weinig langer dan het vierde (Hetrodes,
Ephippigera, Barbitistes, Saga, Locusta, Decticus, Agraecia, Gonocephalus, Copiophora) en met zeer
verbreede labiaalpalpen (Pterochroza); — óf het vijfde lid is in lengte gelijk aan het vierde (Hexacentrus,
Listroscelis armata, S.). — Van de overige vormen met verlengde maxillaarpalpen, hebben deze deelen
óf vijf leden, zoo als de vorige, met het laatste lid langer dan het vierde (Listroscelis peetinata, Guérin),
óf met de drie laatste leden gelijk van lengte (Rhaphidophorus, Gryllaeris); — óf aan het einde van het
vijfde, is nog een zesde lid voorhanden (Schizodactylus, Anostosloma).
B.) De Luchtgaten.
De luehtgaten der middel- en achterborst, zoo als die van het achterlijf, zijn bij Locusta zeer klein.
Des te grooter is daarentegen bij sommige het luchtgat der voorborst,, waarvan de ovale opening bij
L. (Hetrodes) pupa en eervina, Klug, twee lijnen lengte, bij ééne lijn breedte heeft. De gevleugelde
vormen hebben deze opening gewoonlijk door de zijden der voorborst voor een gedeelte bedekt; zij is
echter insgelijks zeer groot bij Saga, Hexacentrus, L. (Locusta) Loboënsis, nob.; bij L. (Pseudophyllus)
neriifolia, L. heeft zij, hoewel kleiner en ronder, nogtans ééne lijn breedte. Pallas heeft het eerst
deze bijzondere verwijding van het voorborst-stigma waargenomen bij L. (Saga) Pedo (Pallas, R eisen,
Fransehe vert. Vol. VIII. pag. 165. »Spiraeulum amplissimum utrinque pone pedes priores). Men
vergelijke verder over het eerste luchtgat van Locusta, Goureau, Ann. de la Soe. Ent. VI. pag. 49.
C.) De Vleugels.
Bij Locusta komen de volgende wijzigingen aangaande de vleugels voor. Boven- en ondervleugels
zijn óf bij beide seksen gelijkmatig ontwikkeld; — of zulks heeft alleen bij de mannetjes plaats, terwijl
bij de wijfjes de bovenvleugels hoornaehtig en bol zijn; — óf de vleugels van beide seksen zijn zeer kort
en onder de voorborst geheel of gedeeltelijk verborgen (Callimenus, Hetrodes, Bradyporus en Ephip-
piger); óf zij ontbreken geheel (Anastostoma, Rhaphidophorus en eenige soorten van Saga).