ö.) Met witte banden op oenen donkeren grond.
1. ) Met kleine, witte vlekken: n. 2, 37.
2. ) Met eenen witten band: n. 132—150 (gr. 19).
3. ) Met verscheidene witte banden: n. 81, 82 (gr. 16).
ƒ .) De grondkleur groenacktig wit met zwarte banden en zeer lange staarten: n. 70—75, n. 85—87 (gr. 16).
g.) De grondkleur donker bruin met eenen gelen band: gr. 13.
G R O E P II (*).
De meeste soorten dezer groep verschillen volgens de seksen. Ter onderscheiding dient de volgende tafel.
A. ) Beide seksen op dezelfde wijze gekleurd.
a. ) Een gele band op de ondervleugels.
cc.) De kop en voorborst geel: Priapus.
(3.) De kop en voorborst zwart: Lampsacus.
b. ) Een blaauwe band op de ondervleugels: Polymnestor.
B. ) Beide seksen op verschillende wijzen gekleurd.
De mannetjes.
a. ) Een gele middelband op de bovenvleugels: Oenomaus.
b. ) Blaauwe strepen op de ondervleugels.
cc.) Met staarten.
1. ) Met groote, geelachtig roode vlekken op de onderzijde: Deiphobus.
2. ) Met kleine, grijsachtig gele vlekken op de onderzijde: Ascalaphus.
(3.) Zonder staarten.
1. ) Met twee of in het geheel geene roode geringde vlekken op de onderzijde: Memnon.
2. ) Met eene rij roode ringvlekken op de onderzijde: Emalthion.
c. ) Geene blaauwe strepen op de ondervleugels.
cc.) De ondervleugels geel langs den bovenrand.
1. ) Zonder staarten: Protenor.
2. ) Met staarten: Bemetrius.
(3.) De ondervleugels zwart langs den bovenrand: Alcinous.
De wijfjes.
a.) De bovenvleugels met eene roode, gele of witte vlek aan de basis.
cc.) Een gele doorloopende band op beide de vleugels: Oenomaus.
(3.) Twee of geene vlekken op de onderzijde der tweede vleugels: Memnon.
y.) Een zwarte, door roode of gele strepen afgebroken band op de onderzijde der tweede vleugels: Deiphobus.
d.) Eene rij roode ringvlekken op de onderzijde der tweede vleugels.
1. ) Eene witte discoidaal-vlek aan beide zijden der ondervleugels: Descombesi.
2. ) Geene witte discoidaal-vlek op de ondervleugels: Emalthion.
(*) De volgende beschrijvingen en opgaven zich uitsluitend tot de Oost-Jndische soorten bepalende, zoo komen alleen
de daartoe behoorende groepen hier in aanmerking.
b.) De bovenvleugels zonder vlek aan de basis.
cc.) Eene discoidaal-vlek op de ondervleugels: Ascalaphus.
(3.) Geene discoidaal-vlek op de ondervleugels.
1. ) De ondervleugels zwart, met eene ringvormige anaal vlek.
*.) Zonder staarten: Protenor.
2.) Met staarten: Bemetrius.
2. ) De ondervleugels aschgraauw tot op het midden: Alcinous.
PAPILIO PRIAPUS, P oisd. n. 3.
PI. II. fig. I .
De vlugt is 5" 9'". De middelcel der bovenvleugels is door drie van elkander verwijderde, zwarte
strepen in de lengte verdeeld, van welke de middelste op de helft der lengte in twee takken is afgezonderd.
De ondervleugels zijn langs den buitenrand diep ingesneden en wit geboord. De middelband
der ondervleugels verloopt op de bovenzijde een weinig langs de aders, maar op de onderzijde tot aan
den buitenrand.
De Heer Diard heeft deze soort bij Pontianak op Romeo gevonden.
PAPILIO LAMPSACUS, Boisd. n. 4.
PI. II. fig. 2.
De vlugt is 4" 3"'. De middelcel der bovenvleugels is door vijf zeer digt bij elkander staande strepen
verdeeld. De wijfjes hebben de boven vleugels lichter gestreept, met eene donker gele vlek aan de
basis der middelcel op beide zijden; buitendien is de gele dwarsband der ondervleugels met lichte zwarte
puntjes bezaaid.
PAPILIO POLYMNESTOR, Cramer, Boisd. w. 5.
De blaauwe band der ondervleugels sluit bij de wijfjes twee rijen zwart-ovale vlekken in; terwijl bij
de mannetjes de onderste rij slechts half beschreven is.
PAPILIO MEMNON, Linn., Boisd. n. 6.
De manne tjes dezer kapel van de westkust van Sumatra en van de zuidkust van Borneo, komen geheel
met de Javaansehe overeen. De variëteit Androgeos, met twee bruin-gele ringen op de onderzijde der
tweede vleugels, behoort in China te huis; dezelve is ons echter nimmer met eene roode vlek aan de
basis, op de bovenzijde der eerste vleugels, voorgekomen; de strepen tusschen de aders der tweede zijn
blaauw. Op de onderzijde der laatste is van den aschgraauwen band en van de twee rijen zwarte
vlekken, welke men op P. Memnon van Java ziet, niets meer te onderscheiden; in plaats van deze zijn
er twee bruin-gele ringen tusschen de drie laatste aders; in het midden tusschen den buitenrand en de
middelcel strekt zich langs de aders een dwarsband uit, van korte hemelsblaauwe strepen.