VERKLARING DER PLATEN.
PLAAT 25. Fig. 7.
Fig. 4 en 5.
Onderkaak, van boven gezien.
Schedel van Hylomys suillus, van boven en van de PLAAT 26.
zijde gezien.
Fig. 6. Fig. 1.
Bovenkaak met het verhemelte, van onderen gezien. Hylomys suillas, volwassen.
Alle figuren in natuurlijke grootte.
OP DE OOST-INDISCHE EILANDEN LEVENDE SOORTEN VAN HET GESLACHT
HYLOfrALEA,
DOOR
HER!. SCHLEGEL EN SAL. IÜLLER.
f P l a a t X X V I en YY H I J
H e t is aan den Heer Diard, dat de wetenschap de eerste kennis dank weet van dezen, naar het
schijnt, alleen tot Achter-Indië en de Sunda-eilanden beperkten diervorm. In het jaar 1820 deelde
hij eenige aanteekeningen omtrent denzelven mede, naar een voorwerp van Poeloe Pinang; terwijl
omstreeks dienzelfden tijd, twee andere soorten van deze eekhorenaardige insekteneters, door den
Hoogleeraar Reinwardt op Java, en door Duvaucel op Sumatra ontdekt werden. Diard (* *), den eersten
indruk volgende, welken het uiterlijk aanzien dezer dieren op hem maakte, noemde hen Sorex-glis;
Raffles (f) duidde hen aan onder den Maleisehen, tweeërlei beteekenis hebbenden naam van Toepei
(met eenen Latijnsehen uitgang Tupaia); Desmarest (§) begreep hen onder dien van Glisorex; Fr.
Cuvier ( J veranderde denzelven in Cladobates, en Temminek (j.) in Hylogale. llorsfield (**) heeft
het eerst de drie gewone soorten der Sunda-eilanden nader onderscheiden en afgebeeld, maar niet met
genoegzame naauwkeurigheid en scherpte gekenschetst, om eene onderlinge verwisseling voor te komen.
Wij hebben bij deze drie, nog eenc vierde soort van Romeo te voegen, reeds vroeger door een’ van
O A sia tic R e se a rch . V. 14, p. 471.
(+) T ran s, o f th e Linn. Soc. V. 13.
(5) Mammalogie, p. 536.
(*) Dents de Mammifères, p. 60.
(4-) Monogr. de Mammal. T. 1. Tab], mélhod. XIX.
(**) Zool. R e s e a rch e s.