B IJ D R A G E N
TOT
DE KENNIS DER
P A P I L I O A I B E A ,
W. DE H A A N .
I. Geographische verbreiding.
Gedurende een tijdvak van twintig' jaren, dat onze Natuurkundigen zich met nasporingen op
onderscheidene punten van den Indischen Archipel hebben onledig gehouden, is er eene groote hoeveelheid
voorwerpen, bijzonder voor de afdeeling der Entomologie, te zamen gebragt, waardoor rijke
stof tot vele belangrijke bijdragen voorhanden is.
De plaatsen, die gedurende dien tijd buiten Java, voornamelijk zijn onderzocht geworden, zijn:
1) het zuidelijk gedeelte van Japan en in het bijzonder de omstreken van Nagasaki op Kiusiu; 2) Suma-
tra’s westkust, van Bencoolen tot Priaman bij de linie, benevens een aanzienlijk gedeelte van Menang-
karbau • 3) Pontianak op het westelijk strand • de rivier Doeson tot aan den evenaar en de zoogenaamde
Laut-landen, op het zuid-oostelijk gedeelte van Borneo* 4) Makassar, Menado en Gorontalo op
Celebes; 5) het eiland Boeton; 6) Ternate, Tydore, Amboina, Haroekoe, Saparoea in de Molukken;
7) op de zuid-westkust van Nieuw-Guinea: de straat Prinses-Marianne, het Prins-Frederik-JIendrik-
eiland, de rivier Oetanata op 4° 32' Z. B. en 136J 10' lengte van Greenwich, de Tritons Baai in het
distrikt Lobo, op 3° 50" Z. B. en 134° 15' lengte; 8) het eiland Wetter; 9) Timor-Koepang of het
westelijk gedeelte van Timor, benevens liet eiland Poeloe-Samaow; 10) Bima op Simbawa en Madura’s
oostpunt.
I nsecta. 1