Melley tc Liverpool, cn Audouin te Parijs, zonden buitendien zeer belangrijke soorten aan bet Museum
uit Nieuw-Holland en Van-Diemensland. Eenige werden ons uit Cuba medegedeeld door den Heer
Riehl te Kassei; maar zeer uitgebreide zendingen van Zuid-Amerikaansche en Egyptische vormen ontvingen
wij vooral uit bet Berlijnsche Museum, door bemiddeling van Prof. Klug.
Door dezen belangrijken aanwas zijn wij in staat gesteld, deze Orde in bijna alle bare wijzigingen, vooi
zoo verre die bekend zijn, te kunnen overzien, hetgene vooral noodzakelijk was, ten einde over de
verwantschap der onderscheidene groepen oordeel te kunnen vellen. Uit de vergelijking der onderscheidene
vormen is eene eenvoudigere rangschikking ontsproten. De familiën van de Heeren
Serville en Burmeister zijn tot geslachten, en hunne geslachten tot groepen ingekrompen, daar deze
laatsten tot in het oneindige verwikkeld waren. Aan de nieuwe groepen zijn geene namen toegekend,
daar deze, zoo als er nu meer dan twee duizend voor de Coleoptera aangenomen zijn, volstrekt niets
bijdragen tot derzelvcr nadere kennis; zij vermeerderen slechts den omslag der nomenclatuur en zouden,
bij het toenemen der bekendheid met onderscheidene landstreken, w'elke nu nog weinig onderzocht zijn,
bijna tot in het oneindige vermenigvuldigd kunnen worden.
De omvang der Orthoptera is in eenen bepaalderen zin genomen dan bij Serville. In navolging van
Duméril, Leach, Kirby, Léon-Dufour en Burmeister zijn de Dermatoptera er van afgezonderd, dewijl
deze de verwantschap van Lepisma tot Blalta verbreken en zij tusschen geene andere geslachten dei
Orthoptera te plaatsen zijn. Den vleugelvorm van Forficula vindt men onder Blatta bij Anaplecta,
Burmeister (*) eenigermate terug, daar de vleugelspits dezer groep naar binnen omgeslagen is.
De geslachten Blatta, Mantis, Phasma, Acrydium, Locusta en Gryllus, die te zamen de familie der
Orthoptera uitmaken, vormen eene doorloopende reeks. Yan Mantis is de groep Ghoeradodis het naast
aan Blatta verbonden door het hoofd, dat onder de breede voorborst verborgen ligt, terwijl alle overige
soorten van Mantis den kop vrij voor de borst bewegen. De groep Thespis, daarentegen, komt met
Diapherodes, onder Phasma, overeen in het bijzonder groote verschil tusschen de vleugels der
mannetjes en wijfjes, die voor het overige bij Mantis ongeveer van dezelfde lengte zijn. Bacillus,
onder Phasma afgezonderd, wegens gemis van vleugels en korte sprieten, is meer gelijkvormig aan
Proscopia, welke de reeks van Acrydium opent. Pallas heeft te regt de meening reeds geuit, dat
Locusta Laxmanni het naaste komt aan Bulla, Linn., of Pneumora, Fabr., door het opgeblazene,
dikke achterlijf en de korte aebterpooten. Men kan in het algemeen hetzelfde aanmerken omtrent
Callimenus, Hetrodes en Bradyporus; terwijl de laatste groepen van Locusta zulk eene overeenkomst
hebben met Gryllus Linn., dat deze door de drieledige tarsen alleen te onderscheiden zijn. De twee
uiteinden der doorloopende reeks van de Orthoptera worden aan elkander verbonden door Sphaerium
acervorum, welke vorm door Panzer met Blatta, door Savi en latere Entomologen met Gryllus ver-
eenigd, den kop, de borst en het achterlijf eener Blatta heeft, met de korte springpooten van Gryllus.
(*) Deel II. 494.
GESLACHT BLATTA, FABR.
(Blattaria, Serv. — Blattina, Burm.)
Dit geslacht is eerst door Burmeister naauwkeurig uiteengezet en behandeld geworden. De beschrijving
der onderscheidene vormen gaat eene uiteenzetting der organen vooraf, waaraan, ten opzigte der
vleugels, het volgende toe te voegen zoude zijn. De middeladeren der bovenvleugels nemen haren
oorsprong eigenlijk uit vier stammen, in plaats van uit éénen, zoo als bij Blatta (Blabera) eolossea duidelijk
zigtbaar is. Deze stammen zijn bijna op het midden der oppervlakte geplaatst. De bovenste is
verdikt en verspreidt zijne takken naar den bovenrand, tot op twee derde gedeelten der lengte; de twee
middelste geven takken af, die naar den vleugeltop verloopen; de takken der onderste gaan alleen naar
den onderrand. Al de takken, die tot den top reiken, loopen gaffelvormig uit; de anderen zijn meest
enkel in hun verloop; de tusschenruimten zijn zwak geaderd. — Eene merkelijke wijziging ziet men bij
Blatta (Panesthia) aethiops, Stoll, en Blatta (Heterogamia) aegyptiaea. De hoofdstammen der eerste
liggen digt bij den voorrand. Op de onderzijde is de bovenste ader sterker; de twee middelste zijn door
eene ingedrukte lijn afgezonderd; al de takken zijn onverdeeld en door sterke dwarsaderen vereenigd.
Bij de volgende nemen de aderen van den derden en vierden stam eerst hare rigting naar den top, en
beschrijven dan eene bogt, om op den achterrand te eindigen. De eerste ader vormt hier, en vooral
bij Phoraspis van onderen, eene zeer verhevene rib.
Aangaande de ondervleugels valt aan te merken, dat het voorveld (area antica) gewoonlijk smaller is,
dan het achterveld (area postica). Bij Blatta aegyptiaea vindt deze regel echter eene uitzondering,
vermits aldaar het voorveld de dubbele breedte van het achterveld bereikt.
Uit de aanmerkingen op Burmeisters en Serville’s rangschikking, in het Tijdschrift van Germar, blijkt
reeds de overeenkomst der in hunne werken voorkomende geslachten:
Burmeister. Serville. Burmeister. Serviüe.
1. Polyzosteria.................... 3. Blatta N°. 31. 12. Epilampra................ . . 3. Blatta N°. 5, 13, 14.
2. Perisphacria................... 10. dito. 13. Panchlora................ . . 3. Blatta N°. 4.
3. Heterogamia................... 3. Blatta N°. 16. 14. Nauphoeta............... . . 3. Blatta N°. 17, 24.
4. Coryclia........................... 7. dito. 15. Proscratia................
5. Phoraspis....................... 8. dito. 16. Zetobora.................. . . 3. Blatta N°. 1, 6.
6. Anaplecta....................... Ontbreekt. 17. Hormetica............... . . 6. Brachycola.
7. blatta............................. 3. dito.(Sect.Phyllodroinia.) 18. Panesthia................. . . 9. dito.
8. Thyrsocera..................... 4. Pseudomops. 19. Monachoda............. • -L
9. Ischnoptera.................... 2. 1. Kakerlac N°. 6. Blabera.
20. Blabera....................
10. Nyctibora....................... 3. Blatta N°. 2, 3. Ontbreekt....................... . . 5. Paratropis.
11. Periplaneta..................... 1. Kakerlac.