van tien carpus, O”,051; des beks, van den mondhoek, 0ra,015; der tarsi 0m,016. Boven- en achter-
kop, nek, rug' en bovendekvederen der vleugels prachtig metaalglanzend groen, met zwartaehtige
wortels der vederen, tegen welker doffe kleur bet groen der voorste helft scherp afgescheiden is;
slag- en staartpennen zwart; de eerste aan hare huitenvlaggen lijn staalblaauw; de laatste metaalgroen
gehoord; oordekvederen donker koperrood met goudglanzigen wefirschijn, en onder dezen eene andere,
glanzende paarsklcurige vlek; kin, keel en horst roestbruin, naar onderen, op den buik, in het zwavelgele,
met groenachtigen tint, overgaande; onderdekvederen der vleugels geelachtig wét. Iris rood;
pooten olijfgroen, zolen wasgeel; bek zwart; tong van voren veêraehtig uitgesleten. — Het wijfje is
van boven olijfgroen; de buitenvlaggen harer zwarte slagpennen zijn groen-geel geboord; ook de twee
middelste staartpennen zijn geheel, en bij de overigen alleen de buitenvlaggen van dezelfde groen-gele
kleur; binnenvlaggen der zijdelingsche staartpennen zwart, uitgezonderd van de buitenste aan weérs-
zijden des staarts, bij welke zij graauw zijn; kin en keel geelachtig roestrood; het geheele overige
benedenlijf is groenaehtig geel.
De vermelde vijftien, tegenwoordig van de Indische eilanden bekende soorten van hel geslacht Nec-
larinia (in beperkten zin), zijn dus:
Nectarinia mystaealis; bewoont: Sumatra, Java, Borneo.
)) T emminekii; )> Sumatra.
» Kuhlii; Java.
» peetoralis; » Sumatra, Java.
)> aspasia; » Celebes, Amboina, Banda-eilanden, Nieuw-Guinea.
» Hasseltii; » Sumatra, Java, Borneo.
» solaris; » Timor, Poeloe Samauw.
zenobia; Amboina.
fren a ta ; » Celebes, Nieuw-Guinea.
•» eximia; )) Sumatra, Java.
» eques; » Gilolo, Nieuw-Guinea, Waigiou.
)> simplex; )) Sumatra.
)) lepida; )> Sumatra, Java, Borneo, Celebes, Malakka.
» hypogrammica; )) Sumatra, Borneo.
)> phoenicotis; » Sumatra, Java, Borneo.
Hare geographische verbreiding over de onderhavige aardstreek, levert hel navolgende overzigt op.
Men vindt op:
S um a tra 9 soorten: Nectarinia mystaealis, N. Tcmminekii, N. peetoralis, N. Hasseltii, N. exirnia,
N. simplex, N. lepida, N. hypogrammica en N. phoenicotis.
•lava 7 » Nectarinia mystaealis, N. Kuhlii, N. peetoralis, N. Hasseltii, N. eximia,
N. lepida en N. phoenicotis.
B o rn e o 5 soorten: Nectarinia mystaealis, N. Hasseltii, N. lepida, N. hypogrammica en
N. phoenicotis.
C e le b e s 3 » Nectarinia aspasia, N. frenata en N. lepida.
Am b o in a 2 n Nectarinia aspasia en N. zenobia.
T im o r 1 soort: Nectarinia solaris.
G ilo lo 1 )) Nectarinia eques.
Nieuw-G uinea 3 soorten: Nectarinia aspasia, N. frenata en N. eques.
Hieruit blijkt, dat van de westelijke, groole Sunda-eilanden naar het oosten toe, de hoeveelheid
soorten dezer vogels meer en meer afnemende, de westelijke helft van den Archipel eens zooveel soorten,
dan de oostelijke bezit; dat Sumatra twee soorten voedt, welke lot nog toe op geen ander naburig
eiland gevonden zijn; dat aan Java slechts ééne, aan Borneo daarentegen geene enkele uitsluitend eigen
is; dat dit laatste ook geldt, ten opzigte van Celebes en van Nieuw-Guinea; doch dat op Amboina
en Timor elk ééne, alleen daar en op de naast omliggende eilanden, afzonderlijk levende soort gehuisvest
is. Of van de onderhavige vijftien soorten, buiten de Neet. lepida, nog deze of gene ook over
het Indische vasteland verspreid zij, is ons onbekend. Noch in het overzigt eener verzameling vogels
van het Maleische schiereiland, door Eyton (*), noch in dat van McClelland uit Assam, door Dr. Ilors-
field gegeven ( j j, vindt men eene van die Oost-Indiscbe soorten vermeld; het Rijks-Museum alhier
bezit er evenmin eene, van het vasteland afkomstig. —• Nieuw-Holland schijnt in het geheel geene
Neetariniae met metaalglanzige kleuren, dus tot de onderhavige afdeeling behoorende, op te leveren;
maar deze worden daar vervangen door de vogels der volgende groep, welke als een eigenlijk Australische
vorm te beschouwen is.
MYZOMELA.
De vogels dezer groep, van welke de Cerlhia cardinalis, Gmel. Linn. als typus verstrekt ($), zijn lot
heden nog niet bewesten de geographische lengte van Timor waargenomen, verspreidende zij zich van
dat eiland oostwaarts over Nieuw-Holland en een aantal eilanden van den Stillen Oceaan. Uit den
Indischen Archipel zijn ons van hen slechts twee soorten bekend, eene van welke door ons op Timor,
en de andere op de Banda-eilanden ontdekt w’erden; van beiden hebben wij in ons reisberigt reeds
melding gemaakt ( J .
In bet algemeen, zoowel in grootte en maaksel, als ten opzigte der levenswijs, zijn de Myzomelae
naauw verwant aan de Neetariniae. De kleuren harer vederen zijn voornamelijk rood, zwartachtig en
wit; en de wijfjes gelijken uitwendig min of meer naar de mannetjes, onderscheidende zij zich hoofdzakelijk
door valere tinten en minder rood. Metaalglanzige kleuren vindt men bij deze vogels niet.
(¥) Proceedings of th e Zool. Society, Part. VII, p. 100.
(-]-) Hetzelfde werk, p. 146 en volgende.
{§) Zie Vigors en Dr. Horsfield in Linn. Tran sa ctio n s, XV, p. 316.
(,) Land- en Volkenkunde, bl. 172 van dit werk.
Aves. 17