Fig. 1.
Schedel van Dendrolagus ursinus, zonder onder-N
Laak, van onderen gezien. 11 öö
Fm. 4. I c
Schedel van Dendrolagus inustus, als de vorige.
Fig. 7. 1 cg
Schedel van Dorcopsis Brunii, gelijk de twee 1 g.
vongen. JI ^'
Fig. 2.
Beenderen van den regter achterpoot van Dendrolagus
ursinus, van de binnenzijde gezien; twee derden der
natuurlijke grootte.
Regter achterpoolsbeenderen van Dendrolagus inuslus;
gezien en verkleind als de vorige figuur.
Fig. 8.
Regter achterpootsbeenderen van Dorcopsis Brunii;
insgelijks twee derden der natuurlijke grootte.
Fig. 3.
Scheen- en kuitbeen van den regter achterpoot van
Dendrolagus ursinus, van achteren gezien.
Fig. 6.
Dezelfde beenderen van Dcndrolagus inuslus.
Fig. 9.
Dezelfde beenderen van Dorcopsis Brunii.
B E S C II R IJ y I N G
EENER NIEUWE SOORT VAN VLEESCHETENDE BUIDELDIEREN,
P I I A S C O G A L E A M E L A S ,
DOOR
SAI. ItLLER EN HERM. SCHLEGEL.
f P l a a t X X V . i
Van het geslacht Phascogalea zijn tot heden acht soorten uit Nieuw-Holland en Van-Diemensland
bekend geworden, terwijl wij in de volgende bladzijden de uitvoerige beschrijving van eene negende
zullen mededeelen, door ons, nu vijftien jaren geleden, op Nieuw-Guinea ontdekt en in het geschiedkundig
verslag dier reis (*) alreeds vermeld, als de eenige soort, welke tot nog toe op de Papoeasehe
eilanden is waargenomen. Zij onderscheidt zich van al de overige soorten door hare eentoonig zwarte
kleur en haren rataebtigen, alleen langs de bovenzijde sterk behairden staart, die de lengte van den
romp heeft. In hoe verre deze soort, buiten de aangevoerde kenmerken, aan Ph. llavipes (f), murina (§),
albipes Swainsonii (4-), apicalis (**) en leucopus (j-f-j verwant is, kunnen wij niet beslissen, dewijl
wij deze dieren niet in de natuur gezien hebben. Van Phase, penieillata (§§) en minima (w) wijkt onze
soort in vele opzigten af, zijnde deze beide soorten genoegzaam gekenschetst: de eerste door hare grijze
kleur, groote ooren en langen, met een’ kwast voorzienen staart; de tweede door hare geringe grootte,
korten staart en rood-bruine kleur, zoodat er met dezen geene verwisseling kan plaats hebben.
( ‘j V e rh a n d e lin g e n , Land- en Volkenkunde, bl. 20.
(-J-) Waterhouse in Proceed, of Zool. Soc. 1837, p. 75. Natur. l ib r a r y , XI, PI. 9.
(§) P ro c e ed , p. 76. Nat. l ib r a r y , XI, PI. 10.
(*) P roce ed. 1842, p. 48.
(4-) Waterhouse in Magaz. of na t. b ist. 1840, p. 229.
(w ) Gray in Annal. of nat. h ist. IX, p. 518.
( f f ) Ibid. X, p. 261.
(§$) Temminck, Mouogr. de mammal. I. p. 58.
(**) Ibid- P- 59-
Mammalia. 3 g