14. M. (MANTIS) IIERBACEA, S. 3.
Fcmina. Alis elongatis, aeutis, margine anleriorc non maculatis; basi macula fusca nulla nolalis;
prothorace breviore. Japonia. (Senegambia sec. Serville.) Long. corp. 2" 8"'. Long. pron. 11 .
De voorvleugels zijn smal en groen, behalve de tweede ader, welke bruin van kleur is; de aders
hebben eene zeer schuine rigting, zoo als bij alle verwante soorten. De derde ader heeft twee takken.
De eerste tak der vierde ader heeft twee, de volgende drie zijtakken. De achtervleugels zijn smal, spits,
ongevlekt, eenkleurig; slechts de dwarsaders van het achterste gedeelte van het voorveld zijn bruin.
De vijfde ader van het voorveld heeft drie takken, of wel twee, van welke de eerste eenmaal verdeeld is.
liet achterlijf heeft eene breedte van 41'".
16. M. (MANTIS) SUPERSTITIOSA, F. S. 2.
(Attenuata, Stoll V. 16. — Fasciata, B. 23.)
Alis elongatis, aeutis, macula fusea in basi nulla, margine anteriore fuseo-punctatis; prothorace
elongato. Java, Tondano (Celebes), Nova ïïollandia.
Mas. Elytris alisque fumatis; illis angustis 21"' longis. Long. corp. 3" 1"'. Long. pron. 13 .
Lat. abdom. 2"'.
Femina. Elytris albo-viridibus, 26'" longis. Long. corp. 3 ' 2"'. Long. pron. 141"'. Lat. abd. 3"'.
De derde ader der bovenvleugels is als bij de vorige soort. De beide takken der vierde ader hebben
twee zijtakken. Bij de wijfjes zijn de bovenvleugels langer en de ondervleugels spitser aan den top.
De voordijen der eerste pooten zijn zeer fijn getand of geheel ongetand. De dijen der achterpooten zijn,
naar evenredigheid der voorborst bij de onderscheidene soorten van dit geslacht, min of meer verlengd,
bij de mannetjes bereiken zij de lengte van eenen duim, bij de wijfjes die van veertien lijnen.
17. M. (MANTIS) CIILOREUDATA, H agesb. Burm. 21.
Alis elongatis, apice subobtusis, macula fusca in basi notatis, usque medium fuseis flavo-tessellatis.
Japonia, Timor.
Mas. Elytris fumatis, angustis 4'" latis, 20'" longis. Long. corp. 1" 11"'. Long. pron. 10 .
Lat. abdom. 3 ".
Femina. Elytris pallido-virescentibus, 11'" latis, 2" 2 " 'longis. Long. corp. 3 . Long. pron. 13 .
Lat. abd. 6"'.
Bij alle voorgaande soorten dezer groep is, even als bij deze, de buitenrand van de voorborst der
wijfjes getand, der mannetjes ongetand. De afbeelding der M. aridifolia van Stoll (XXII. f. 82) is zoo
onnaauwkeurig, dat het niet met eenige zekerheid te bepalen is, of zij tot deze, dan wel tot de volgende
soort behoort. De omtrek der ondervleugels van de mannetjes, welke bij deze stomper zijn dan bij
M. Australasiae, Leaeh, zoude alleen doen vermoeden, dat Stoll bij zijne afbeelding M. chloreudeta voor
oogen heeft gehad. De derde ader der bovenvleugels heeft twee takken bij de mannetjes en drie bij de
wijfjes. De beide takken der vierde ader geven twee zijtakken af bij de mannetjes; de bovenste éénen,
de onderste drie zijtakken bij de wijfjes.
18. M. (MANTIS) AUSTRALASIAE, Leach, Zool. Misc. f. 78.
(M. aridifolia, Serv. 4. — M. tessellata, Burm. 25.)
Alis elongatis, apice aeutis, macula fusca in basi notatis, usque ad apieem fuscis, ilavo-tessellatis.
Nova ïïollandia, Ins. Yan Diemen.
Mas. Elytris fumatis, angustis, 3'" latis, 1" 10"' longis; alis fuscescentibus. Long. corp. 2" 5'".
Long. pron. 10'". Lat. abd. 2è'".
Femina. Elytris viridi-fumatis, 4'" latis, 2" 3"' longis; alis longis. Long. corp. 3". Long. pron.
121'". Lat. abd. 5'".
De dekvleugels zijn bij de wijfjes gewoonlijk langer, breeder en minder rookkleurig, dan bij de
mannetjes. Het is echter zeer opmerkenswaardig, dat er van M. chloreudata, zoowel als van M. Auslra-
lasiae, tweederlei wijfjes bestaan, hebbende het eene de vermelde maat van bovenvleugels en achterlijf,
zoo als uit het voorwerp, door Serville onder den naam van M. aridifolia beschreven, blijkt; terwijl het
andere daarentegen in lengte, breedte en kleur der dekvleugels, met de mannetjes overeenkomt, zijnde
het achterlijf ook smaller, als beslaande drie, in plaats van vijf lijnen breedte; Leach heeft ter aangehaalde
plaatse zulk een wijfje afgebeeld.
19. M. (MANTIS) STRIATA, Stoll XI. 41.
(Yariegata, Serv. 15. Burm. 21. — Calenata, Burm. 22.)
Alis brevioribus, apice obtusis, margine anteriore 5—7-macuIatis; femoribus latere inleriore basi
macula nigra notatis.
Mas. M. catenata, B. Elytris margine anteriore viridibus, parte inferiore fusco-nebulosis; stigmate
corneo albo; alis margine anteriore 5-maeulatis. Long. prot. 7"'. Lat. elytr. 5i"'. Lat. alarum 10"'.
Lat. abd. 4 . Prom. honae spei. — Var. M. variegata, B. S. stigmate fuscescente; alis margine anteriore
6-maeuIatis. Long. proth. 8'". Lat. elytr. 4'". Lat. alarum 8'". Lat. abdom. 3'". Borneo.
I nsfcta. 1Q