Uit tic groep Gryllus zijn van Zuid-Amerika beschreven de volgende soorten, als: verticalis, S. uit
Cayenne; inulicus, Deg. 43. f. 2 en ater, Deg. 43. f. 3, beide van Suriname (het wijfje der eerste soort
zoude geenen eijerlegger hebben); assimilis,F.B. uit Middel- en Zuid-Amerika; lucluosus,S. uit Brazilië.
Van de groep Eneoptera is G. lividus, B. bekend, welke door vleugels, naauwelijks langer dan de
dekschilden, zeer van de gewone Oost-Indische verwante soorten afwijkt. Pallas beschrijft ook nog
van Jamaica eene Eneoptera, zijnde G. Gryllodes der Spie. Zool. LX. T. I. f. 10, welke met die van
Java of van Celebes meer overeenkoomt; dc opgave van het vaderland schijnt ons echter twijfelachtig toe.
Tot Nemobius zijn blijkbaar Gr. pulicarius, B. van Jamaica, en pumilus, B. van St. Jean; tot Trigonidium
Gr. pusillus, B. van Brazilië en testaceus, Deg. 43. f. 8. behoorende. De groep Platydactylus bezit
aldaar twee soorten: brasiliensis, F., welke ten onregte met Eneoptera vereenigd is geworden, en
vieinus van Buenos Ayres en het eiland Cuba; de groep Phalangopsis drie soorten: fuscicornis, S. van
Brazilië, annulipes, S. van Port au Prince, longipes, S. van Zuid-Amerika. Van alle bekendestreken
is dit gedeelte der wereld het rijkst aan vormen der groep Gryllotalpa, als: hexadactylus en oxydactylus,
Perty uit Brazilië, parvipennis, S. of variegatus, B. uit Columbia, mexicanus, B. uit Mexico, en didae-
tylus, Perty uit Gayenne, Suriname en Brazilië. De soorten van Xya of Ripypleryx, Ncwmann, als:
notatus, N., marginatus, N., limbatus, B. en ater, S. zijn waarschijnlijk slechts wijzigingen van eene
en dezelfde soort.
Van het vasteland van Azië kent men slechts uit Bengalen: G. (Gryllus) melanocephalus, S., ery-
throcephalus, S. en orientalis, F. B., G. (Platyblemmus) delectus, S. en G. (Oecanthus) rufescens, S.;
uit China: G. (Brachytrupes) achatinus, Stoll en G. (Gryllus) chinensis, Weber of membranaceus, S. —
Volgens de zendingen van de Heeren von Siebold en Burger komen op Japan, van Zuid-Europesche
vormen voor: G. (Gryllus) geminus, S. en Cerysii, S., door Savigny van Egypte afgebeeld en welke zich
lot op Java verspreiden; benevens G. (Xya) japonicus, n. sp. — De Platyblemmus-soort van Japan
is van delectus, S. uit Bengalen niet te onderscheiden. Overigens is deze er met de volgende vormen
der Sunda-eilanden verbonden, als: G. (Gryllus) occipitalis, S. en de var. perspicillatus, S.; G. (Phalangopsis)
helvolus, S., marmoratus, n. sp., microcephalus, n. sp., Buqueti, S., japonicus, n. sp. en
G. (Gryllotalpa) africanus, P. d. B. — Van de Nederlandsche Koloniën komen op Sumatra, in de Pa-
dangsche ommelanden, voor: G. (Gryllus) occipitalis, S., Cerysii, S., G. (Platydactylus) vittatus en
G. (Phalangopsis) microcephalus; op Borneo, in de omstreken, welke door de rivier Doeson bespoeld worden:
G. (Gryllus) occipitalis, S., geminus, S., Cerysii, S., G. (Platydactylus) Gaimardi, S. en vittatus, n. sp.,
G. (Phalangopsis) pilosus, n. sp., G. (Oecanthus) gracilis, n. sp. en G. (Gryllotalpa) longipennis, n. sp.;
op Celebes, bij Tondano, op de noordelijke landtong gelegen, G. (Eneoptera) fasciatus, n. sp., cinereus,
n. sp., punctatus, n. sp. en G. (Oecanthus) gracilis, n. sp.; op het zuid-westelijk gedeelte van Nieuw-
Guinea: G. (Eneoptera) cinereus, n. sp. en G. (Platydactylus) novae guineae, n. sp. en Gaimardi, S.
Van Java zijn bekend: G. (Brachytrupes) achatinus, Stoll of ustulatus, S; G. (Gryllus) occipitalis, S.
of mitratus, B., elegans, S. of leucosticus, B., orientalis, F. B., geminus, S., Cerysii, S., brachypterus,
Ilagenb.; G. (4) platyxyphus, n. sp.; G. (Eneoptera) hemelytrus, Hag., concinnus, Dag., fasciatus,
n. sp., cinereus, n. sp.; G. (Scleropterus) coriaceus en cicindeloïdes, n. sp.; G. (Platydactylus) novae
guineae, n. sp., helvolus, S. of dorsalis, B., Buquetii, S., quadratus, n. sp.; G. (Phalangopsis) bicolor,
n. sp.; G. (Oecanthus) gracilis, n. sp.; G. (?Trigonidium) lineatocollis, S.; G. (Gryllotalpa) hirsutus, JE
en africanus, S. — Van Mauritius beschrijft Serville: G. (Trigonidium) Desjardinsii en longipennis.
Van Nieuw-ïïolland zijn nog slechts G. (Gryllus) fuliginosus, S. en pallens, S; G. (Platydactylus)
Gaimardi, S.; G. (Gryllotalpa) nilidulus, S.; van de Melville-eilanden G. (Cylindrodes) Campbelli, Gray
bekend. Van de eilanden der Zuidzee heeft men tot heden niet eene enkele soort aan te wijzen.
Uit deze opgaven volgt, dat de groepen Gryllus en Gryllotalpa aan alle werelddeelen, Brachytrupes
en Platyblemmus aan de Oude wereld gemeen zijn. Van de Zuid-Europesche vormen verspreidt zich
Xya over Afrika, Brazilië en Japan; Oecanthus over Noord-Amerika, Azië en de Sunda-eilanden;
Trigonidium over Afrika, Zuid-Amerika, Mauritius en, volgens Serville, ook over Java, ofschoon zulks
nog twijfelachtig is; Nemobius over Jamaica en St. Jean. Eneoptera is aan de Sunda-eilanden en
aan Brazilië gemeen, hoewel verschillend van uiterlijk. Van de Sundasche vormen komt Platydactylus
op Nieuw-IIolland en Zuid-Amerika voor; Phalangopsis op Japan, Afrika en Zuid-Amerika.
Bepaalder uitgestrektheid hebben Myrmecophila van Middel-Europa, Scleropterus, Hag. van Java,
Podoscirtus, S. van Madagaskar en Cylindrodes, S. van Nieuw-Holland.
D. Rangschikking en Verwantschap.
Schizodactylus, welke wegens de vierledige tarsen tot Locusta behoort, heeft de ligging der dekvleu-
gels met Gryllus gemeen, in zooverre namelijk, dat het achterveld plat op den rug ligt, en het voorveld
regt naar beneden geslagen is, met eenen scherpen kant tusschen beiden. Deze groep, welke door
Serville deswege met Gryllus vereenigd is geworden, maakt den overgang tot Brachytrupes.
Xya wordt door Burmeister te regt opgegeven, als het meest overeenkomende met Forficula
(zie Germars’s Z eitschrift II. p. 78). Het zijn niet alleen de korte tienledige sprieten, welke hiervoor
pleiten, maar evenzeer de dekschilden van Xya, welke van die der overige Orthoptera geheel afwijken,
daar zij slechts twee aderen overlangs bezitten, zonder dat deze door eenige dwarsaderen vereenigd zijn.
Myrmecophila, Lalr., vroeger onder het geslacht Blatta gebragt, doch later, wegens de drieledige
tarsen en de verdikte achterdijen, met Gryllus vereenigd, is een schakel tusschen Gryllus en Blatta, of
tusschen het einde en bet begin der reeks van de Orthoptera. Dit moet een’ iegelijk in het oog vallen,
daar de kop, de borst en het achterlijf geheel met die van Blatta overeenkomen. Zoo vormen dan de
Orthoptera, met uitsluiting van Forficula, eene in zich zelve terugkeerende reeks.
ANALYTISCHE LIJST HER GROEPEN.
I. Caput liberum.
A.) Tibiae anticae, cylindricae, cursoriae. Elytrorum area media, sub nervo tertio locata,
plicata, plica area inferiore obtecta.
1.) Pronotum antrorsum latius.