Buiten haar zijn ons thans van den Indisehen Archipel de volgende schildpadden bekend:
I. K ra ak b e en - o f d rien ag elig e Z o etw a te rsch ild p ad d en (Tiuorrrx), van welke groep wij
twee soorten kennen:
1. ) Trionyx stellatus, van Java.
2. ) Trionyx subplanus, van Java, Sumatra en Borneo.
II. Gewone Z o e tw a te rseh ild p ad d en (Emts), uil welke groep wij thans reeds zeven soorten van
daar kennen:
1. ) Emys couro, bewoont: Java, Borneo, Celebes en Amboina.
2. ) Emys subtrijuga (*), n. sp., van Java.
3. ) Emys Diardii, van Java en Sumatra.
4. ) Emys platynota, van Sumatra.
5. ) Emys spinosa, van Borneo.
6. ) Emys crassicollis (j*), van Borneo.
7. ) Emys borneoensis ($), van Borneo.
III. Landschildpadden (Testedo), uit welke groep wij er slechts twee bezitten:
1. ) Testudo emys, nobis, van Sumatra.
2. ) Testudo Forstenii, nobis, van Gilolo (,). (*§)
(*) Deze schildpad, door Boie in zijn handschrift onder den naam van Emys trijuga, Schneigger, vermeld, en door
ons, onder dienzelfden naam, in de Fanna Japonica (Reptilia p. 64) kort beschreven, verschilt, volgens nader
onderzoek, van deze aan het vasteland van Indië eigene soort, behalve door meer andere kenmerken, voornamelijk
door haren grooleren en dikkeren kop. Zij is door Kuhl en van Hasselt, waarschijnlijk in het landschap Bantam,
ontdekt; drie voorwerpen werden door hen aan het Rijks-Museum toegezonden; maar zij is sedert dien tijd niet weder
waargenomen geworden.
( f ) Gray heeft in Hardw. Ind. Zool. Tab. 9, fig. 2, een voorwerp dezer soort, volgens zijne opgave van Sumatra
komende, afgebeeld. Wij hebben haar op dit eiland niet gevonden en zeer zeker komt zij niet op Java voor, zoo als
Duméril en Bibron, II, p. 327, opgeven.
(§) Deze schildpad, van welke wij drie voorwerpen bezitten, alhoewel geheel en al met Tetraonyx longicollis,
Lesson, 111. zool. PI. 7 , van Pegu en Bengalen, overeenstemmende, wijkt, zonderling genoeg, alleen door de aanwezigheid
van eenen vijfden nagel aan de teenen der voorvoeten daarvan af, hetwelk ons heeft genoopt, haar eenen
eigenen naam toe te voegen. Wij merken echter hier aan, dat voornoemde soort van het vasteland van Indië, ons
alleen uit de afbeeldingen en beschrijvingen van Lesson, en Duméril en Bibron bekend is.
(+) Deze nieuwe soort, door den onlangs overledenen reiziger, Dr. Forsten ontdekt, en van welke wij in het vervolg
eene uitvoerige beschrijving en afbeelding zullen geven, heeft een langwerpig en zeer bol schild; er is geen
nekschildje aanwezig; de twee achterste schilden van het buikschild zijn klein. De staart is buitengewoon kort en
heeft de gedaante van eenen kegelvormigen stomp. De pooten zijn met gekorrelde schubben bezet; die op den
buitenrand der voorpooten zijn groot, maar smal en puntig, en hebben eene nagelvormige gedaante. De snuit is van
voren een weinig gebogen, vormende zijne lijn schier een’ regten hoek met de bovenlijn. Yan boven is de snuit
slechts door een paar groote schilden bedekt; op deze volgt het kruinschild, hetwelk aan weerszijde door een schild
van middelmatige grootte vergezeld is; de overige schilden van den kop zijn vrij onregelmatig. Het ruggeschild van
dit dier is omstreeks elf duim lang en, door de licht bruine klem-, welke door onregelmatig verspreide, grootere of
kleinere zwarte vlekken afgewisseld wordt, merkwaardig; op het buikschild is aan weerszijde slechts eene groole,
diergelijke zwarte vlek vooi handen.
OVERZIGT DER VERSPREIDING, VOLGENS DE EILANDEN.
S um a tra ......................... Testudo emys, Emys platynota, Emys Diardii, Trionyx subplanus.
Ja v a ................................. Emys couro, Emys subtrijuga, Emys Diardii, Trionyx subplanus, Trionyx
stellatus.
Borneo............................ Emys couro, Emys spinosa, .Emys crassicollis, Emys borneoensis, Trionyx
subplanus.
Celebes en Amboina. Emys couro.
Gilolo.............................. Testudo Forstenii.
De gevolgtrekkingen, welke men, naar den tegenwoordigen staat onzer kennis, uit dit overzigt
maken kan, komen op het volgende neder.
Schildpadden in het algemeen, met uitsluiting der zeeschildpadden, zijn in den Indischen Archipel,
beoosten Java, Amboina en Gilolo, nog niet gevonden, of, met andere woorden: er zijn op Timor en
Nieuw-Guinea, noch ergens in de Zuidzee, tot aan de Galapagos-eilanden toe, nog geene dezer dieren
aangetrofïen, en zij schijnen derhalve in de Australische gewesten, slechts tot Nieuw-Holland beperkt
te zijn. De in den Indischen Archipel meest verspreide groep is het geslacht Emys, van hetwelk op
alle eilanden, waar schildpadden voorkomen, met uitzondering van Gilolo, voorwerpen gevonden zijn.
De kraakbeenschildpadden (Trionyx) schijnen alleen aan de westelijke streken van den Archipel, en
wel voornamelijk aan de drie groote Sunda-eilanden, eigen te zijn. Yan landschildpadden (Testudo)
eindelijk, zijn op de Indische eilanden tot nog toe slechts twee soorten, de eene op Sumatra, de andere
op Gilolo, gevonden; zoodat men mag aannemen, dat dit geslacht over het heete Amerika, met insluiting
der Galapagos-eilanden, over Afrika met Madagaskar, over het zuidelijke Europa, en over het
zuid-westelijke Azië, van de Kaspische zee tot Dekan en Ceylon, verspreid is, en dat, behalve de op
Gilolo ontdekte landschildpad, en de eenige op Sumatra levende, in haar wezen en levenswijze aan de
gewone zoetwaterschildpadden naderende soort, evenmin in het oostelijke Azië, met inbegrip van Japan,
als in den Indischen Archipel, of in de Australische landen (Nieuw-Holland en de geheele Zuidzee)
aangetroffen wordt. — Vergelijkt men de eilanden van Indië ten opzigte der aldaar levende schildpadsoorten
met elkander, dan vindt men, dat aan Sumatra twee soorten: Testudo emys en Emys platynota;
aan Java mede twee soorten: Emys subtrijuga en Trionyx stellatus; aan Borneo daarentegen
drie soorten: Emys spinosa, crassicollis en borneoensis, uitsluitend schijnen eigen te zijn; dat de meest
verspreide soort: Emys couro, die door haar sterk gewelfd schild, eenigzins tot de landschildpadden
nadert, op alle eilanden beoosten Sumatra inheemseh is, en zich op de meest oostelijke, Celebes en
Amboina, als eenig voordoet; dat van de overige soorten slechts ééne: Trionyx subplanus, over alle
drie de groote Sunda-eilanden verspreid is; en dat, behalve laatstgenoemde twee soorten, van alle
overigen slechts nog ééne, Emys Diardii, op twee eilanden, te weten op Java en Sumatra, wordt
aangetroffen. Onder deze opmerkingen verdient voor de zoölogische geographie misschien dit nog
het meeste de aandacht, dat Sumatra en Gilolo de eenige Indische eilanden zijn, waar landschild