Burmeister heeft in de rangschikking het eerst de geheel ongevleugelde vormen, van andere, welker
mannetjes gevleugeld en wijfjes ongevleugeld zijn, en van diegenen, welker beide seksen vleugels bezitten,
onderscheiden. Onder de tweede afdeeling zijn twee geslachten geplaatst, waarvan het eene
een hechtkussen (arolium) tusschen de haken der tarsen bezit, terwijl bij bet andere dit orgaan ontbreekt.
Die, welke van hetzelve voorzien zijn, bevatten soorten, welker mannetjes beide vleugels langer dan
het lijf hebben, even als bij ILeterogamia, in tegenoverstelling van anderen, zoo als BI. cingulata, Burin,
en croeata, Klug, waar de bovenvleugels der mannetjes vierkant zijn, slechts de helft van het lijf
bedekken en de ondervleugels geheel ontbreken; de ongevleugelde wijfjes dezer laatste groep zijn ook
bijzonder gekenmerkt door hare grootte en door haar breed ovaal lijf.
Onder de gevleugelden met dunne dekschilden bestaat een vorm, BI. liturata, Serville, waar de
bovenvleugels van beide seksen met die van BI. cingulata overeenkomen, onder welke zich echter
zeer korte ondervleugels bevinden.
Volgens deze wijzigingen, zouden in de Tabel van Burmeister, pag. 481, de volgende veranderingen
te maken zijn:
I. Ulerque sexus apterus............................................................................
II. Mas alatus, femina aptera.
A. ) Elytra alaeque maris corpus superantes.
1. ) Tarsi areolo nullo................................................................
2 . ) » » inter ungues instructi.....................................
B. ) Elytra maris corporis dimiclium aequantia...........................
III. Ulerque sexus alatus.
A. ) Elytra cornea, linca arcuata circa sculellum nulla...........
B. ) » membranacea linea arcuala impressa circa sculellum
a.) Tarsi arolio inter ungues instructi.
cc.) Elytra utriusquo sexus abbreviata quadrata.............
/?.) » » » clongata...................................
................................. 1. Polt/zoster ia.
................................. 2. ILeterogamia.
................................. 3. Perisphiaeria.
..................................3a. BI. cingulata, Burin.
|4. Corydia.
(5. Phoraspis.
................................. 5a. BI. liturata, Serv.
................................. 6—17. Burm.
G R O E P Ya.
Ulerque sexus alatus. Alae superiores membranaceae, quadratae, abbreviatae, usque ad articulum
secundum abdominis productae, linea arcuata circa scutellum impressa. Alae inferiores in utroque sexu
distinctae, elytris breviores, ovatae.
BLATTA LITURATA, Serville.
PI. XVIII. lig. 8. C? lig. 9. ?
Volgens Serville zouden de ondervleugels geheel ontbreken: zij zijn wel zeer kort, maar duidelijk
aanwezig. Het wijfje heeft eene lengte van 1 V", het mannetje van 9'". Het laatste geslacht, aan
Serville onbekend, komt in algemeenen vorm geheel met het wijfje overeen; maar het lijf is korter,
smaller, heeft aan het einde twee duidelijke borstels (styli), en het laatste lid heeft slechts een derde
gedeelte der lengte van dat der wijfjes.
Bij eenige nimfen der Kakkerlakken, zoo als bij BI. (Blabera) colossea, is de voorborst breeder en
meer boogvormig, dan bij de volwassene; dezelfde groote vierkante vlek, welke bij de laatsten voorhanden
is, vindt men ook bij de eersten. Dit verschil in den vorm van de voorborst vindt men insgelijks bij de
onvolkomcne Blatta liturata terug: ten minste schijnt zulks zoo, daar de leden van het achterlijf zich bij
deze, even als bij de volwassenen, door een groot aantal ribbetjes kenschetsen, die overlangs geplaatst zijn.
G R O E P XI. P E R IP L A N E T A , Burm.
B. (PERIPLANETA) ZONATA, ILlgenb., in litt.
Alis corpore longioribus; prothorace atro-fusco; linea submarginali flava; elytris fuscis, fascia baseos
recta flava. Long. corp. 13 . Long’, elytr. 12///. Java, Padang, Banjermassing’.
B. zonata verschilt van B. americana door eenen helder gelen ring, welke nabij den buitenrand der
borst ligt, maar zich van den achterrand meer verwijdert. De pooten zijn donker bruin. De borst is
meer breed dan lang.
B. (PERIPLANETA) RHOMBIFOLIA, Stoll. PI. HU. lig. 13.
Deze soort komt, volgens waarnemingen van Dr. Müller, bij Banjermassing voor. De ontwikkelde
vorm is nog onbekend. Deze nimf verschilt van die van ustulata, Hag., Burm. (B. thoracica, Serv.)
door de teekening der borst, welke lichtgeel is met eene bruine middellijn, die zich op het midden verdeelt
en vervolgens zijdelings twee vierkante velden insluit, met eenen ingesnedenen rand. De kleur
van hel achterlijf is bij sommigen donkerder, bij anderen lichter van kleur. De pooten zijn lichtgeel
met bruine doornen.
B. (PERIPLANETA) PALLIPALPIS, Serv. (Kakkerlac.)
Elytris alisque longitudine abdominis, atro fuscis; prothorace atro. Java, Padang.
Burmeister vermoedt, dat deze soort tot eene andere groep behoort. Zij vereenigt er echter al de
karakters van, even als de volgende soorten.
B. (PERIPLANETA) AUSTRALASIAE, F. Burm.
B. (Polyzosteria) orientalis, Stoll, Burm., is naar alle waarschijnlijkheid de nimf van deze soort. De
borst is wel breeder, zoo als ook bij andere nimfen het geval is, maar op dezelfde wijze gekleurd. De
kop en de pooten hebben denzelfden vorm.