V E R K L A R I N G van P L A A T 1 8 .
Fig. 1. Fig. 3 tot 7.
Afbeelding van een tamelijk oud mannetje van Viverra
Boiei; de helft der natuurlijke grootte.
Schedel van hetzelfde voorwerp ; natuurlijke grootte.
Fig. 3 van boven, fig. 4 van de zijde gezien. Fig. 5,
Fig. 2.
snij- en hoektanden, van voren gezien; fig. 6 , tanden
van de regterzijde der bovenkaak, van onderen gezien.
Kop van hetzelfde dier, van boven gezien, en op
dezelfde schaal verkleind.
Fig. 7 , tanden van de linkerzijde der onderkaak, van
boven gezien.
OVEIl
DRIE BUIDELDIEREN UIT DE FAMILIE DER
K A N G O E R O E ’S,
DOOR
HERM. SCHLEGEL EN SAL. MÜLLER.
f l ‘l a a t XMX—X X I V . )
D e zonderlinge dieren, onder den naam van Kengoeroe’s (*), en bij ons, in het dagelijksehe
leven onder dien van Springhazen bekend, zijn tot heden in geene andere oorden, dan op Nieuw-
Ilolland, Van-Diemensland, Nieuw-Guinea en op de Aroe-eilanden waargenomen, en derhalve alleen
in het zuidelijke halfrond, in dat gedeelte van Australië, hetwelk, volgens de physiseh-anthropologisehe
verdeeling van sommige der laatste Aardrijkskundigen, onder de benaming van Melanesië begrepen wordt.
Vóór 1770 kende men dezen merkwaardigen vorm van dieren slechts uit de afbeelding en beschrijving
van den ondernemenden schilder de liruyn, in zijne reize door Perzië naar Indië, en uit het berigt,
door Valentyn van eene soort gegeven, welke narigten echter, zoowel door Linnaeus als door Buffon,
deels ten eenemale over het hoofd gezien, of op andere, geheel anders gevormde en ook anders levende
buideldieren zijn toegepast geworden. Het waren eerst Schreber en, na dezen, Gmelin, welke den
Kengoeroe-vorm bepaaldelijk aanduidden, doch in een en hetzelfde geslacht met de buidelratten
(Didelphis) rangschikten, van hetwelk hij intusschen later door Shaw afgescheiden en in een eigen geslacht,
Macropus, vereenigd werd. Illiger verwisselde dezen naam met dien van Halmaturus, en zonderde
tevens de soorten met hoektanden, onder dien van Hypsiprymnus, er van af. In de jongste tijden
werden deze twee groepen, door Gray en Gould, weder in verscheidene ondergeslachten gesplitst,
en de gemelde stelselmatige namen, ofschoon behouden, alsnu in eenen zeer beperkten zin gebruikt.
(*) Dit Nieuw-Hollandsche woord, liet eerst door Cook, volgens de Engelsche spelling Kanguroo (zie Hawkesworth,
A c co u n t, V. 3 , p. 174), als naam opgegeven, waarmede de inboorlingen in den omtrek der Endeavour-rivier den
Halmaturus giganteus bestempelen, werd later de algemeéne naam voor alle soortgelijke planlenetende buideldieren,
Mammalia. 33