OVERZIGT DER PLATEN,
PLAAT 13.
Fig» 1.
Oud mannetje van Sciurus ephippium. (Twee derde
der natuurlijke grootte.)
Fig. 2 en 3.
Schedel van denzelven, ter zijde en van boven gezien.
(Natuurlijke grootte.)
PLAAT 14.
Fig. 1.
Volw assen voorw erp van Sciurus modestus.
Fig, 2 en 3. I
Schedel dezer soort, van de zijde en van'
boven gezien.
Fig. 4.
Oud mannetje van Sciurus melanotis, van
Java.
Allen in
natuurlijke
grootte.
Fig. 5.
Mannetje derzelfde soort van fiorneo. |
Fig. 6 en 7.
Schedel dezer soort, van de zijde en van'
boven gezien.
Allen in
natuurlijke
grootte.
PLAAT 15.
Fig. 1.
Mannetje van Sciurus laticaudatus.
Fig. 2 en 3.
Schedel dezer soort, van de zijde en van
boven gezien.
Fig. 4.
Mannetje van Sciurus exilis.
Fig. 5 en 6.
Schedel van denzelven, ter zijde en van
boven gezien.
Allen in
natuurlijke
grootte.
B IJ D R A G E N
TOT DE
NATUURLIJKE GESCHIEDENIS
DER
V L I E G E N D E E E K H O R E N S (PTER01H YS),
DOOR
HERM. SCHLEGEL EN SAL. MÜLLER.
D e vliegende eekhorens, onder alle overige knaagdieren gekenmerkt door de vliezen, welke aan
de voorzijden hunner voorpooten, tusschen de voor- en aehterpooten, en somtijds ook lussehen de
achterpooten en den staart zijn uitgespannen en eene soort van valscherm vormen, onderscheiden zich
van de gewone eekhorens, behalve door deze vliezen en eenige ontleedkundige kenteekenen, door
hunne nachteiijke levenswijze en ook daardoor, dat, in stede van voor hunne jongen en tot eigen
slaap- en rustplaats, vrijstaande nesten op de hoornen te bouwen, zij zich tot dat einde van boomholten
bedienen.
Lang eerst, nadat Linnaeus en Pallas verscheidene soorten van vliegende eekhorens beschreven,
maar onder de gewone eekhorens vermengd gelaten hadden, scheidde G. Cuvier dezelve als een bijzonder
geslacht af, en gaf hetzelve den naam van Pteromys. De kleine soorten werden later door
Fr. Cuvier wederom, onder den geslachtsnaam Sciuroplerus, van de groote afgescheiden. Gedeeltelijk
door zijne opvolgers aangenomen, gedeeltelijk verworpen, werd deze onderafdeling alleen naar weinig
beleekenende afwijkingen van den schedelvorm gerangschikt, terwijl men de veel belangrijkere kenmerken
der overige deelen geheel en al over het hoofd zag.