
LOCUSTA BICOLOR, ». sp.
PI. XVIII. fig. 10. ï
Thorace abdomineque viridi-caeruleo; capitis parte anteriore, abdomine medio infra, vagina pedibus-
que fuscis; femoribus medio cingulo transverso nigro. Long. corp. 6i'". Lat. corp. 4"'. Batang
Singalang (Sumatra).
De kop heeft eene spitse punt tusschen de sprieten. De oogen zijn ovaal en bol. De voorborst heeft
ingedrukte punten en middellijn; de zijden zijn platgedrukt; de voorrand vormt onder de oogen eenen
stompen hoek; de zijdelingsche is bijna regt afgesneden en bedekt het eerste lid der pootcn; de achterrand
is rond afgesneden. Het laatste lid der maxillaarpalpen, cens zoo lang als het voorlaatste, is donker
blaauw; de voorgaande leden zijn bruin. Het achterlijf, korter dan de borst, heeft ingedrukle punten.
De dijen der twee eerste pooten zijn platgedrukt; de achterste dijen kort, driehoekig, langs den onderrand
getand, aan de binnenzijde hol, met eene langwerpige groeve van onderen, in tvelke de sebeenen liggen.
De voor- en middelscheenen zijn op het midden verbreed, ongetand; die der achterste poolen getand.
Het tweede lid der voeten heeft op al de pooten twee doorntjes aan de bovenzijde, en het laatste lid is
korter, dan de overige te zamen. Zij schijnt verwant aan L. (Pomatonota) Dregii, B.
GRO EP VIII. ACRIDOPEZ, A, Brulié.
Tibiarum foramen apertum. Elytra alaeque utriusque sexus dispares. Vertex augustus, liber. Ocuh
convexi. Palpi maxillares articulo ultimo penultimo parum longiore. Sternum integrum. Mas. Caput
angustius. Elytra membranaeea plana, corporis duplicem longitudiuem superantia, fusca, tympano
sinistro pellueido. Alae oblongae longitudinem elytrorum aequantes, nervis fuseis. Pedes postici elon-
gati, femoribus tenuioribus. Abdominis artieulus ultimus dorsalis medio sinuatus; ventralis anguslus
apiee excisus. Femina. Caput latius, crassius. Elytra eoriaeea, abdomen involventia et ultra ipsius
latera dependentia, nervis prominentibus reticulata, fusca, subtus rubiginosa, macula media utrinque
nigra. Alae brevissimae, sed distinctae. Pedes posteriores breviores. Abdominis articuli infra antror-
sum versi; plaga media ventrali angusta. Vagina brevis, sub abdomine reeondita.
L. (ACRIDOPEZA) RETICULATA, Brtjllé, Hist. Nat. d. Ins. PI. XIV. f. 2, 3.
Pedibus flavis nigro-annulatis; tibiis posticis annulis 4; mediis annulis 3; prothoraee brevi, posterius
plano, angulis aeulis.
De bovenvleugels der mannetjes hebben de tweede en derde ader een weinig van elkander verwijderd
en evenwijdig voortloopende; de laatste geeft drie takken af, waarvan de eerste digt bij den oorsprong en
de volgende bij het einde in twee takjes verdeeld zijn. De vierde ader loopt op het midden der vleugels
naar den achterrand, na alvorens vier takken afgegeven te hebben. De derde en vierde ader zijn bij het
begin verdikt met een tusschen beide liggend veld, dat doorschijnender en met menigvuldige dwarsaders
doorsneden is. De ondervleugels zijn verlengd en hebben den voorrand, den top en de aders van het
achterveld bruin. — Bij de wijfjes Ioopen op de bovenvleugels de tweede en derde aders wijd uit
elkander; de takken der vierde ader vereenigen zich met het onregelmatige weefsel der dwarsaders.
G R O E P IX.
Mas ignotus. Femina. Vertex aeutus, liber. Oculi producti, cylindrico-elavati. Palpi maxillares
articulo ultimo penultimo bis longiore. Thorax supra planus, angulis lateralibus aeutis, bis ineisis.
Elylra eoriaeea, convexa, dorsum tegentia, abdomine breviora. Alae rotundatae, elytris parum breviores.
Tibiae anticae impressione ovata. Pedes postici valde elongati, femoribus basi fortioribus.
Vagina angusta, ineurvata, ultra abdomen produeta.
Deze groep heeft veel overeenkomst met de vorige, daar van heiden de bovenvleugels lederaehtig,
sterk geaderd, en de seheenengroef spiegelvormig zijn. De bolle dekvleugels echter bedekken geenszins
het geheele achterlijf; de ronde vleugels zijn slechts weinig korter dan de dekvleugels; de oogen zijn
verlengd, kegelvormig, zoodanig, als men er bij Loeusta geene aantreft.
LOCUSTA NOVAE GUINEAE, sr.
PI. XVIII. fig. 13. ï
Elytris viridibus, maeula basali fusca; alis lacteis. Nova Guinea. Long. corp. 9i'"; ped. post. 2" 2'",
De sprieten zijn dik en fijn behaard. De borst is op de rugzijde gerimpeld. Het voorborstbeen heeft
twee zeer scherpe doorntjes; het middel- en achterborstbeen is van achteren tweelappig. De bovenvleugels
zijn stomp aan het einde, met sterke aders, die zeer digt bij elkander geplaatst zijn. De vleugels
hebben vijf aders over het achterveld. De voor- en middelpooten zijn verlengd. De achterste dijen
hebben van onderen twee rijen doorntjes; de sebeenen hebben vier rijen, van welke die der onderzijde
meer verwijderd zijn, dan die der bovenzijde. Het laatste lid der tarsen is zeer lang en smal.
G RO E P X. MECOPODA, Serv.
De plaatsing dezer groep door Serville en Burmeister is zeer verschillend. De bovenvleugels der
wijfjes doorgaans smal zijnde en korter dan de ondervleugels, zoo schijnt deze groep met meer regt
bij Scaphura en Pbaneroptera geplaatst te worden. Even als van Hexacentrus wijken de mannetjes
echter van de wijfjes zeer af, daar de bovenvleugels der eersten breeder zijn; bij L. niponensis eens zoo
breed, dan die der wijfjes; ook strekken zij zich bij deze soort verder, dan de ondervleugels uit.
L. (MECOPODA) JAVANA, L.
Elytris medio 6 " latis, maris 2 ' 3'", feminae 2" 7"' longis; alis maris 27 2'", feminae 2" 7"' longis,
areae anticae nervo quarto 6-ramoso. a.) Alis viridibus, vagina 10"' longa. Var. b.) Alis fusceseenli-
bus vagina 15'" longa. .Java, Borneo, Amboina, Padang, Tondano, China, Nova Hollandia.