pyrinon bijna vierkant; A. Hagenbachii, u., A. (Rhomalea) Centurio en micropterum halfcirkelvormig'.
Yan A. (Mastax) cyclopterum, A. (Pyrgomorpha) brachypterum, A. (16) macula lutea, A. (Tetrix)
enemiclolum hebben zij denzelfden vorm met eenen duidelijk gekartelden buitenrand, liet voorveld is
gewoonlijk smaller, dan het achterveld; Trigonopteryx heeft beide van dezelfde breedte en het eerste
loopt in eene smalle, evenwijdige punt uit. — Het voorveld van A. tartaricum heeft drie aders, van
welke de bovenste en onderste onverdeeld zijn en de middelste evenwijdig aan de ader zelve verloopt,
even als de tak der derde ader op de bovenvleugels. Van A. morbillosum en cucullatum heeft de
tweede ader drie hoofdtakken, waarvan de eerste eenmaal getakt is en de volgende onverdeeld zijn;
van A. punctatum heeft zij twee hoofdtakken, beide eenmaal verdeeld; van A. (Mastax) agrionoides is
de eerste hoofdlak enkel en de volgende heeft twee takken; deze laatste heeft drie takken bij A. (Choroe-
typus) gallinaceum.
B.) Geographisehe verbreiding.
De Fauna van het noordelijk en middel-Europa is bepaald lot de groepen Oedipoda, Gomphocerus
en Tetrix. Oedipoda ontbreekt nog in Lapland, volgens Zetterstedt; zij komt in drie onderscheidene
soorten voor in'Zweden, volgens de Orth o p tera Sueciae, zijnde A. migratorium, stridulum en cya-
nopterum, Charp. (caerulescens, Zetterst.); Stephens vermeldt alleen de eerste soort, als welke met
zekerheid in Engeland voorkomt; A. cyanopterum, Charp. ziet men in Pruisen met A. tuberculatum, F.
en caerulescens, L. In Italië en zuidelijk Frankrijk zijn van de groep Oedipoda, behalve A. migratorium
en stridulum, nog aanwezig A. fasciatum, B. (germanicum, Charp., Serv.), insubrieum, Scop. en
caerulans, L.; in Portugal buitendien A. bisignatum, Charp. en rhodoptilum, Charp.; in Spanje
A. hispanicum, Rambur, S.; in Sardinië A. fasciatum var. gratiosum, Serv., volgens te Cagleari gevondene
voorwerpen door den Heer Canlraine; in Griekenland A. nigrofasciatum, Latr.; in zuidelijk
Rusland A. subcaerulipenne, Charp. — De soorten der groep Gomphocerus komen voornamelijk voor
in noordelijk en middel-Europa; eenigen ziet men nog in de zuidelijke gedeelten, zoo als A. cruciatum
en binolatum, Charp. in Portugal; A. thalassinum, F. in Italië en Griekenland, van welke laatste streek
Brullé in de Expédition de la Morée, par Bory de St. Vincent, ook nog beschrijft: A. cruentatum,
geniculatum, dimidialum, minutum, tenue en labiatum, B. (Stoll Xb. fig. 36).
In zuidelijk Europa komen, behalve gemelde groepen, voor: Truxalis, Pyrgomorpha, Opsomala,
Pamphagus, Acridium, Oxya, Caloptenus en Eremobia. Van Truxalis vindt men A. nasutum in zuidelijk
Frankrijk, Italië en op het schiereiland Morea, A.procerum,Kl. in Sicilië, A. variabile in Griekenland;
van Pyrgomorpha A. roseum, Charp., S. (lineare, Charp. d", grylloides, Latr.) in Portugal; van
Opsomala A. siculum, S. (? fasciculatum, Charp., Orth. Tab. 15.) in Sicilië; van Pamphagus A. elephas,
L. of marmoratus, B. in Toscanen en Sicilië; van Acridium A. tartaricum in Italië en Griekenland, benevens
A. plorans in Portugal; van Oxya A. cylindricum, Marshall, benevens A. Giornae in Sardinië,
en A. pedestre, welke gezegd wordt zich noordelijk uit te breiden tot in Lapland; van Caloptenus
A. ilalicum in Zwitserland, Italië, Dalmalië en Griekenland, A. ictericum, S. en hispanicum, Rambur
in Spanje, A. marginellum in zuidelijk Frankrijk; van Eremobia A. hyslrix, Germ., B. in Dalmatië,
A. tlexuosum, S. in Spanje.
In noordelijk Afrika hebben de groepen Truxalis en Poecilocera, S. de overband. Van Tripoli ontving
het Museum, door den Heer Clifford Coek van Breugel A. (Truxalis) nasutum, F., A. (Oxya) Giornae,
Charp., A. (Gomphocerus) thalassinum var., met het achterlijf en de achterdijen wit van kleur, en
labiatum, Brullé, benevens eene soort van Tetrix, welke overeenkomt met de afbeelding van Savigny,
T. V. %. 2. In Egypte komen voor, volgens de platen der Description de I’Égypte, A. (Truxalis)
nasutum, PI. V. f. 3, 4, 5, grande, KI. f. 10, scalare, KI. f. 1, 2, miniatum, KI. f. 14, variabile, KI.
f. 11, 13, pellucidum, f. 7; A. (Pyrgomorpha) roseum, Charp. PI. VI. f.5; A. (Poecilocera) bufonium,
KI. f. 4 met de var. Vulcanus, S.; A. (Pamphagus) ? elephas, L. PI. VII. f. 17, onderscheiden van
A. terrulenlum, S., doordien de borst langs den achterrand niet geland is, welligt A. monstrosum,
Forskah!., Descr. Anim. pag. 82; A. (Monachidium of Derieorys, Serv.) albidulum, S. PI. VI. f. 20;
A. (Acridium) morbosum, S. en tartaricum, PI. VII. f. 2; A. (Caloptenus) Serapis, S. en italicum, L. f. 4;
A. (Eremobia) pulehripenne, S. en Cisti, S. f. 16; A. (Oedipoda) 8-fasciatum, S., fasciatum, B. f. 7,
waarvan voorwerpen alhier uit Syrië voorhanden zijn, die het binnenveld der vleugels, als gewoonlijk,
rood en andere, die hetzelve geel hebben, zonder dat er verder eenig onderscheid is waar te nemen;
voorts cafrum, L. of obscurum, S., insubrieum, f. 14, balteatum, S. f. 12, en A. (Ommexecha) lugubre, S.
PI. VI. f. 3. De overige afbeeldingen van Savigny heeft men nog niet te regt kunnen brengen. —
Van Nubië kent men voor het overige: A. (Ommexecha) homalodema, Blaueb.; A. (Poecilocera) hiero-
glyphicum, KI. en pictum, F., Serv. of vittalum, KI., Burm.; A. (Acridium) flavivenlre, Burin, of
peregnnum, S., Sav. VI. f. I. — Senegambië levert A. (Opsomala) pallidum, B.; A. (Poecilocera)
sanguinoleutum, S.; A. (Acridium) citrinum, S. en debilitatum, S. op; Benin A. (Opsomala of Mesops, S.)
abbrevialum, P.d. B. Van middel-Afrika kent men overigens, zonder nadere bepaling van woonplaats:
A. (Opsomala) Stollii n. of crenulatum, Stoll VIV f. 18; A. (Poecilocera) thoelephorum, Stoll XVD. f. 59,
of ornatum, B., pennieorne, Stoll XP. f. 39, en roseipenne, S.; A. (Phymateus) leprosum, F., squar-
rosum, F. en cinetum, F., Drury I. T. 49. f. I; A. (Acridium) moestum, S.; A. (Eremobia) continua-
tum, S., en A. (Caloptenus) cerisanum, S. — Op de Kanarische Eilanden vindt men, volgens Brullé,
in de Hist. Nat. des lies Canaries, par Webb et Berlhelot: A. (Truxalis) variabile, KI. en tereticorne,
Br.; A. (Acridium) peregrinum, Oliv. en migratorium, L.; A. (Caloptenus) lobatum, Br. en italicum, L.;
A. (Oedipoda) asperum of granulatum, Br., caerulans, L., salinum, Pal. of 8-fasciatum, S. of miniatum,
Br., insubrieum, S.; A. (Gomphocerus) laetum, Br., thalassinum, F. en var. vittatum, Br., cruciatum,
Br., biguttatum,L.; A. (Tetrix) subuIatum,L. — Van het eiland St. Johanna, in de golf van Mosambique,
beschrijft Burmeister: A. (Acridium aeruginosum, B.; A. (Oxya) procerum, B. en dorsigerum, B ._
Op Madagascar komen, volgens Serville, voor: A. (Tetrix) luciferum, S. en Belphegor, S. — Van de
Kaap de Goede Hoop ontving het Nederlandsche Museum, door tusschenkomst van Dr. van Horstok:
A. (Truxalis) nasutum, variabile, KI; A. (Trigonopteryx) platypterum, n. sp.; A. (Phymateus) spu-
mans, Thunb., dezelfde soort als A. cruentatum, S., olivaceum, S., B. en papillosum, Tliunb., benevens
A. morbillosum, Fabr.; A. (Pamphagus) cucullatum, Stoll of carinatum, S., griseum, Stoll, B., S.,
carinatum, L. of serripes, F.; A. (Acridium) suecinetum of ruficorne, B. en var. rufieorne, F., S. of
ranaceum, B.; A. (Caloptenus) haematopus, L. en saphiripes, S.; A. (Oedipoda) musicum, F., flavum,
L., pudicum, S., strigatum, S., obscurum, L. of rosaceum, S., ealiginosum, n. sp. var., 4-maculatum,
n. sp., mgripenne, S.; A. (Pneumora) unicolor, L. of papillosum, F. en variolosum, L., F. — Wijders
I nSECTA. £ 0