als het wijfje gcteekend is. Dc bovcnvleugels van deze hebben den buitenrand bruin en missen op
gelijke wijze den band van groene punten aan den top. De randvlekken der ondervleugels zijn insgelijks
op de bovenzijde grooter, blaauw in plaats van groen, en op de andere zijde dc zes onderste door eene
licht blaauwe streep van buiten bepaald. Deze laatste streep wordt bij andere voorwerpen geheel gemist.
De voorwerpen van Timor zijn slechts 2" 9'".
PAPILIO BIANOR, Crajier, Boisd. h. 17.
PI. V. lig. 1. 3 fig. 2. ?
Het man n e tje , gebrekkig afgebeeld door Cramer en door Hübner (*), bereikt in China 4 8 vlugt;
in Japan slechts 3" ff". De vleugels zijn, van boven gezien, helder groen; van achteren gezien, zeer
donker blaauw. De anaalvlek is roodachtig bruin, met eenen blaauwenboog van boven; de randvlekken zijn
niet violetkleurig maar donker groen, bij eenigen eene kleine rood-bruine vlek insluitende, welke echter
meestal ontbreekt; over het midden der staarten strekt zich eene groene streep uit. Van onderen loopt
over bet buitenste vak der bovenvleugels een lichte band, welke bij anderen ontbreekt. Op de ondervleugels
zijn de randvlekken okerkleurig; de anaalvlek en die tussehen de zesde en zevende ader zijn
vierkant, niet oogvormig; die tussehen de vijfde en zesde ader is gewoonlijk kleiner; over het midden
der staarten loopt eene streep van blaauwe punten. De staarten zijn parallel en naar evenredigheid
smaller, dan bij de Chineesche voorwerpen. — Dc vlugt der wijfjes is van 4" 7'" tot 5" 6 uitgestrekt.
De vleugels zijn vaal, met verwijderde groene punten bezaaid. Op de bovenvleugels loopt langs den
buitenrand soms een lichtere band, maar bij de meeste is bet buitenste gedeelte slechts iets lichter dan
bet binnenste. De vlossige plek ontbreekt geheel. De ondervleugels zijn min of meer blaauw bij den
bovenrand. De anaalvlek en de vier onderste randvlekken zijn bij sommigen groot, okerkleurig, langs
den bovenrand een weinig violet; de eerste met een groot, zwart oog en de twee bovenste randvlekken
blaauw. Bij anderen is de anaalvlek smaller, boogvormig, paars, even als de volgende randvlekken;
bij nog anderen wederom, is de anaal- en de binnenste randvlek klein, gebogen, en van de drie volgende
randvlekken zijn nog slechts twee kleine plekjes aanwezig. Op de onderzijde verschilt de band der
bovenvleugels zeer in breedte; de anaal- en de zes randvlekken der ondervleugels zijn breed of smal en
okergeel, donker geel of roodachtig van kleur.
PAPILIO PALINURUS, Faiir., BoISd. i». 21.
PI. Vil. %. 2.
Een licht groene band van vier strepen breedte gaat over beide de vleugels; de staarten zijn donker bruin
op de bovenzijde; de ondervleugels op de onderzijde met zwarte randvlekken, die een bruin oog hebben.
De vlugt is 3i". De vleugels zijn groen gestipt. De licht groene band, welke zich over de bovenzijde
der vleugels uitstrekt, is op beide 4"' breed; op de ondervleugels langwerpig driehoekig van vorm, zich
(*) Samml. Exot. S c hm e t. II. Pap. Gent. Arch. Ileroici n. 7.
weinig boven de derde ader uitstrekkende, naar buiten rond afgesneden, van boven afgeknot, aan den
onderrand een weinig verloopende en naar binnen in eene spitse punt eindigende. De anaalvlek is
oogvormig, zwart met eenen bruinen rand van boven en van onderen. Langs dezen buitenrand der
ondervleugels zijn vier groen gespikkelde balvc-maanvormige vlekken. De staarten der tweede vleugels
geheel zwart, zonder groene stippen. Aan de onderzijde zijn de binnenste helft der eerste vleugels en drie
vierde gedeelten der tweede donker bruin, wit gespikkeld en naar buiten rond afgesneden. De boven-
vleugels dragen eenen licht grijzen band over den top. De buitenrand der tweede vleugels is licht bruin,
met zwarte vlekken, welke bemelsblaauw aan den voorrand zijnde, van binnen een bruin, langwerpig
oog hebben; de eerste aan den bovenrand bestaat uit eene witte, bruine en zwarte vlek.— Het beschrevene
voorw'erp is een mannetje, door Dr. Müller op Padang gevonden. Fabrieius zegt te regt van
Palinurus: »Fasoia lata, communis. Posticae maculis marginalibus, subocellaribus, fulvis.” P. Blumei
Boisd. n. 19 heeft zeer veel verwantschap met Palinurus en onderscheidt zich slechts door de groene
stippen, welke op de bovenvleugels van de basis en van den top den dwarsband niet bereiken; dooide
staarten, die op de bovenzijde azuur-blaauw zijn, als ook door groote, bruine halve manen aan
de onderzijde der tweede vleugels. P. Regulus, Stoll (Tab. 41. lig. 1), heeft den groenen band op de
bovenzijde der vleugels een weinig smaller; maar langs den buitenrand der ondervleugels ziet men aan de
onderzijde drie rijen licht bruine halve-maanvormige vlekken, door hemelsblaauwe punten afgescheiden.
P. Crino, Fabr., Boisd. n. 20, onderscheidt zich door den groenen band, die op de eerste vleugels
smaller is dan op de tweede; door den staart der laatste, die groen gespikkeld is; door eene rij hemelsblaauwe
en door eene rij bruine, halve-maanvormige vlekken op de onderzijde der tweede vleugels langs den
buitenrand. Het is zeer waarschijnlijk, dat deze soorten als plaatselijke verscheidenheden tot Palinurus
zullen gebragt moeten w'orden, vermits Regulus, ten opzigte der breedte van den band, den overgang
maakt van Palinurus en Blumei lot Crino; terw-ijl de kleur van den buitenrand der ondervleugels zeer
schijnt te verschillen.
G R O E P V.
PAPILIO NEPHELUS, Boisd. h. 24.
De band der ondervleugels strekt zich van den bovenrand uit tot op de zesde ader; van boven af
worden de vier eerste vlekken trapsgewijze langer, terwijl de vijfde vlek in lengte overeenkomt met de
tweede; de tussehenliggende aders zijn van dezelfde kleur als de vlekken, welke aan de buitenzijde uitgesneden
zijn en in eene punl eindigen; tussehen de vijfde vlek en den binnenrand ziet men soms eene
of twee nevelachtige vlekken, welke echter meest ontbreken. De rand van den staart is tot op de helft
der lengte, zoo als de inkervingen, wit geboord. Op de onderzijde der bovenvleugels ligt tussehen de
6110 en ~'h- ader eene paarsehe vlek; de vleugellop heeft eene en de buitenrand vijf witte punten tussehen
de 24e en 7<1° ader. Op de middeleel zijn vier grijze strepen.
PI. IV. fig. 4. 3
De mannetjes en wijfjes van Banjermassing hebben 4" vlugt en alle vlekken grooter. De band der
bovenvleugels bestaat uit verlengde vlekken, welke slechts door de aders van elkander zijn afgescheiden
en aan de onderzijde der vleugels zijdelings paarsehe randen hebben. Van onderen is de vlek tussehen
I nsecta. 8