A.) liet lijf der mannetjes en wijfjes rood gestreept en gevlekt. De vleugels van beide seksen op
gelijke wijze geteekend.
PAPILIO LIRIS, Godart, Boisd. w. 92.
PI. IV. fig. 3. ?
Deze soort is door den Heer Müller op Timor-Koepang verzameld. Op de onderzijde der tweede
vleugels is eene karmijnroode anaalvlek voorhanden, liggende aan het einde van den gelen band en in
dezen langzamerhand overgaande. Gemelde vlek is op de mannetjes grooter en sterker gekleurd dan op
de wijfjes. Bij de eersten vertoont zij zich op de bovenzijde langs den binnenrand als eene smalle streep,
welke bij de laatsten niet zigtbaar is.
PAPILIO LEOBOTES, R einwardt.
PI. VI. lig. 3. S
Grooter dan Polydorus. De bovenvleugels met strepen en eene vlek tusschen de zesde en zevende
ader. De ondervleugels breed getand, met of zonder staarten ; de middelvlek in zes deelen afgezonderd,
waarvan het bovenste in de middelcel gelegen is.
P. Polydorus, Ilübner, Exot. Schmet. II. Pap. Gent. Arch. Her. n.5. — Clerck, Icones Insect.
Rar. T. 35. — Polydorus, var. Boisd. — Deze soort levert te veel punten van verschil met Polydorus op,
dan dat dezelve daarmede vereenigd zoude kunnen blijven. Van Philoxenus,Gray, Boisd.n. 88, is dezelve
insgelijks zeer onderscheiden, daar de ondervleugels op de bovenzijde geene karmijnroode vlekken hebben
en de middelvlek in zes deelen gedeeld is. De mannetjes hebben 4" 2'" vlugt. Op de buitenste helft
der bovenvleugels vereenigen zich de strepen, tusschen de vijfde en zesde ader tegen de middelcel aan,
in eene vlek; tusschen de twee volgende aders is eene lichtere vlek gelegen, welke de geheele tusschen-
ruimte inneemt. De middelband der ondervleugels is altijd zeer verschillend van dien van Polydorus,
door eene groote vlek in den top der middelcel en door de twee binnenste vlekken, die langer zijn dan
de drie buitenste; de anaalvlek ontbreekt. Op de onderzijde zijn de strepen en vlekken der bovenvleugels
lichter; de randvlekken der ondervleugels groot en rood van kleur; de anaalvlek is streepvormig en
vereenigt zich met de binnenste vlek van den middelband. De staarten zijn kort en stomp. De wijfjes
zijn iets grooter, hebbende 4" 6" vlugt. De vleugels zijn breeder. De eerste hebben op de bovenzijde
lichtere strepen en somwijlen nog een paar doorschijnende vlekken in de middelcel. De ondervleugels
komen voor met zeer korte en met verlengde, breede, parallelle staarten; de drie bovenste randvlekken
op de onderzijde zijn óf geheel wit, óf een weinig met rood doorwasschen. Door denzelfden reiziger op
Makassar en op Amboina gevonden.
PAPILIO POLYDORUS, Lmn., Boisd. n. 90.
PI. VIII. lig. 1. var.
De hier afgebeelde variëteit stemt in alle deelen met Polydorus overeen, behalve dat de band der ondervleugels
twee lijnen van de middelcel verwijderd is en de vlekken, ten getalle van drie of vier, 21” tot 2è"'
lang zijn en breedere tusschenruimten hebben. Door Prof. Reinwardt in de Molukken verzameld.
B.) Het lijf der mannetjes rood gevlekt en gestreept; dat der wijfjes gelijkerwijze gekleurd of met
witte punten en strepen.
PAPILIO IIECTOR, Lira., Boisd. n. 93.
De bovenvleugels met twee witte dwarsbanden. Het mannetje (Ilector, Linn.). De vleugels en
de staarten smaller; de ondervleugels met eene dubbele rij karmozijnroode vlekken aan beide zijden;
het lijf met karmozijnroode banden. Het wijfje óf met stomper bovenvleugels, met oranje vlekken op
de ondervleugels en oranje banden tusschen en boven de oogen, óf wel, zoo als bij Mutius, Fabr., de
vleugels en de staarten breeder; de ondervleugels met purperen of bruine vlekken langs den buitenrand
en over het midden; het achterlijf met witte punten en strepen. — Ilector komt voor op Ceylon,
Coromandel en, volgens onderzoek van Prof. Reinwardt, insgelijks op Amboina. Het wijfje levert eene
groote verscheidenheid op in kleur en vorm der vlekken van de ondervleugels: zij zijn bruin-geel of
purper, en die van het middelvlak zijn zeer verlengd of slechts ovaal. Over de seksen is hierboven
nader gehandeld. De bovenvleugels hebben gewoonlijk eene lengte van I" 10"' en de ondervleugels
eene van 2". Voorwerpen van Pondichery hebben beide de vleugels van 2" 3'" lengte.
PAPILIO POLYPHONTES, Boisd. n. 91.
PI. VIII. %. 4. ?
De bovenvleugels boven het midden wit; de vlek in de middelcel der ondervleugels verbreed. Het
mannetje (Polyphontes, Boisd.) heeft smalle vleugels, met donker roode randvlekken op de bovenzijde,
en karmozijnroode op de onderzijde; geene anaalvlek; de voelers en de zijden van het achterlijf rood.
Het wijfje: met breede vleugels; de randvlekken der ondervleugels rood-bruin; de anaalvlek breed;
witte punten en strepen op het lijf.
Het wijfje. De vleugelvorm is die van Polytes. De eersten hebben wederzijds eene groote, witte
vlek, welke den top der middelcel en de buitenste helft der vleugels inneemt, uitgenomen den bovenen
buitenrand; deze vlek is door zwarte aders en strepen, welke tusschen de aders liggen, doorsneden.
De ondervleugels toonen eene bruinachtig witte middelvlek, in vijf deelen verdeeld, van welke de middelste,
in den top der middelcel gelegen, grooter is dan de overige. De anaalvlek is donker rood, aan
de binnenzijde ingesneden. Zes smalle, gebogene randvlekken. Tegen de anaalvlek is een bruinachtig
wit vlekje en op zijde der anaalvlek liggen, tegen de twee binnenste witte vlekken der middelcel, twee
kleine, bruine vlekken, welke de toppen der witte insluiten. De staarten zijn kort en smal, weinig
breeder uitloopende. De insnijdingen der vleugels zijn bruinachtig wit geboord. Op de onderzijde zijn
de vleugels gelijkerwijze geteekend; de randvlekken en die, welke op het midden der ondervleugels
liggen, zijn oranje. Timor-Koepang. Aangaande het mannetje vergelijke men de beschrijving van den
Heer Boisduval. Het onderscheid tusschen beide seksen is hiervoren uiteengezet.