biaceae; ook zijn de urticeae en convolvulaceae er in vele soorten en geslachten voorhanden; doelt
het eiland is daarentegen zeer arm aan varenkruiden en orchideae, en over het geheel aan alle planten,
die voor haren wasdom veel vocht vereisehen.
Daar nu het plantenrijk zulk een’ grooten invloed op de dierlijke schepping uitoefent, of liever, daar
deze, middellijk of onmiddellijk, zoo zeer van gene afhangt, is uit dit weinig opgegevene, reeds van zelf
het besluit te maken, dal Timor, bij zijne nicl zeer vruchtbare gesteltenis, ook in verhouding arm moet
zijn aan vogelen en zoogdieren. Gedurende ons verblijf aldaar van dertien maanden en ondanks de vele
jagltogten, in onderscheidene rigtingen des eilands, tot diep in deszelfs binnengewesten, door ons ondernomen,
zijn mij uit de laatste dierklasse slechts 21 soorten onder hel oog gekomen, meercudeels uit
Chiroptera bestaande. Timor bezit geene Edentala, en uit de overige orden vindt men er, met uitzondering
van die der Chiroptera, gemeenlijk slechts eene, of hoogstens, twee soorten. Het grootste zoogdier
van dit eiland is Cervus moluceensis en, naast dezen, een wild zwijn, dat aan Sus vittatus van Java
en Sumatra zeer miauw verwant is. De Marsupialia waarden hier blootelijk door Phalangista cavifrons
vertegenwoordigd, terwijl als oostelijkste grensbewoner zijner familie, Cercopitheeus cynomolgus aldaar
verschijnt. Van knaagdieren vonden wij op dit eiland alleenlijk den zoo ver verspreiden Mus deeumanus,
doch geen spoor van stekelvarkens en ook zelfs geen enkel eekhoorntje. Even zoo is ook het getal der
roofdieren zeer gering. Alles, wat wij daar, uit deze afdeeling, waarnamen, bepaalt zich tol, behalve eene
spitsmuis, Paradoxurus musanga en eene kleine, nog onbeschrevene katsoort (Felis megalotis), welke
beide dieren daarenboven tamelijk zeldzaam schijnen te zijn. Timor bezit derhalve, evenmin als de Moluk-
ken, noch tijgers, noch panters, noch wilde honden, noch eenig ander, hoe ook genaamd, groot roofdier.
Eene soortgelijke, zoo niet nog grootere armoede aan zoogdieren heerscht ook op de overige eilanden
van de Timoresehe groep. De meeste derzelve zijn, wel is waar, nog niet wetenschappelijk onderzocht,
doch, volgens de narigten van Europesehe zeevaarders en Inlandsche kooplieden, kan men
allciden, dat hel getal hunner dieren in het algemeen ten hoogste gering is. Zelfs de lange reeks
van eilanden, welke zich op genoegzaam gelijke poolshoogte, van Timor tot Java uitstrekt, schijnt in
dit opzigt geene noemenswaardige uitzondering te maken. Wilde zwijnen en herten, Chiroptera, de
bovengenoemde Cercopithecus-soort, benevens eenige kleine roofdieren van de geslachten Paradoxurus
en Viverra, zullen vermocdehjk ook hier het hoofddeel der Fauna uit de klasse der mammaliën vormen.
Met betrekking tot hunne physisehe gesteldheid maken deze eilanden eenen trapswijzen overgang van
het, zich aan het oog gedeeltelijk zoo wild en dor vertoonende Timor, tot het vruchtbare en allerwegen
zoo weelderig bloeijende Java. Genoegzaam allen bestaan uit min of meer hoog land; eenige derzelve
bezitten groote kegelvormige bergen, uit welker rookende toppen, van tijd tot tijd, verwoestende uitbarstingen
plaats vinden, waardoor, onder anderen in 1815, die van den Goenoeng Tamboro op
Sumbawa, zich op zulk eene sehrikbaarlijke wijze heeft vermaard gemaakt.
Noordelijk tegenover deze zoogenaamde kleine Sunda-eilanden ligt het eiland Celebes, dat zijnen
eersten, oorspronkelijken vorm, zonder lateren noemenswaardigen afslag of aanslibbing zijner kust,
tot den huidigen dag onveranderd schijnt bewaard te hebben. Zijne zonderbare, straalvormige gedaante
en de veelvuldige klippen en rotsen langs zijne oevers, schijnen daarvan ten bewijze te verstrekken.
Behalve Gilolo in de Molukken, bezit geen ander eiland in den Archipel een zoo ruw vaneenge-
scheurd aanzien.
Celebes is schier over zijne geheele uitgestrektheid bergachtig; doch heeft tevens vele groote kustvlakten
en eene menigte opene alang-alang streken en andere fraaije hoogdalen, waarvan sommige uitgebreide
meren bevatten, die door de schilderaehlige ligging en uit hen voortvloeiende, onverdroogbare
bewaleringen, de bekoorlijkheid en de vruchtbaarheid des lands aanmerkelijk vermeerderen. Met hel
toenemen der bosschen en de meerdere uitbreiding der wildernissen neemt in de keerkringslanden ook
de dierlijke schepping in dezelfde mate toe, en deze, door de ondervinding bewezene daadzaak, voert
van zelve tot het vermoeden, dat, hoe weinig kennis wij tot nog toe ook van de voortbrengselen van
Celebes hebben mogen, aldaar nog menig zoogdier leven zal, dat ons tot heden geheel vreemd gebleven,
of waarvan de soort nog niet bepaald is. Het heeft mij en veelligt den meesten reizigers,
aan genoegzamen tijd en gelegenheid ontbroken, om op Celebes, een land, welks kuststreken slechts
hier en daar, in geringe male door Europeanen bewoond zijn, wijdloopige onderzoekingen in het werk
te stellen. Het zal dan ook aan deze omstandigheid moeten worden toegesehreven, dat ons van dit
eiland in het geheel slechts 16 zoogdieren bekend zijn, mcerendeels uit groote, zich met gras en vruchten
voedende soorten beslaande. Behalve de gewone rat, ben ik niet in staat, eenig ander knaagdier,
met betrekking tot de soort, op te geven, hoezeer hel mij niet onbekend is, dat zich op Celebes onderscheidene
eekhoorns bevinden. Zeer beperkt ook is onze kennis omtrent de Orde der roofdieren van dat
land; en ten slotte weten wij van de, op alle groote eilanden anders zoo menigvuldig voorkomende,
insekten-elende Chiroptera zoo weinig, dat het naauwehjks de moeite waard is, er van te gewagen.
Een en ander kan genoegzaam ten bewijze verstrekken, dat het eiland Celebes, in allen deele, nog een
wijd en belangwekkend veld aanbiedt tot het doen van natuurkundige onderzoekingen.
Uet is vooral opmerkenswaardig, dal op gelijke geographische lengte, Celebes ten noorden, even als
Timor ten zuiden van den equator, ter eener zijde als de oostelijke grens der eigenlijke Indische en
Sundasehe fauna, en ter andere zijde als het westelijkste gebied der vreemdsoortig' gevormde wezens
van Auslraliën te beschouwen is, welke zamenloop niet alleen in het dierenrijk plaats vindt, maar in vele
opzigten zich ook in de Flora dier beide eilanden kennen doet.
Herten en wilde zwijnen worden op Celebes in groote menigte aangetroifen; doch tot welke soorten
beiden behooren, is ons tot heden onbekend. Daar mij intusschen door inboorlingen van Makassar
verzekerd is, dat de eersten genoegzaam geheel het aanzien hebben van hel Javasehe hert, doet zulks
vermoeden, dat zij of Cervus russa, of de op dezen zoo zeer gelijkende, schoon eenigzins kleinere Cervus
moluceensis zijn. Antilope depressieornis heeft men lot heden alleen op Celebes gevonden; terwijl Sus
babirussa, behalve dit eiland, ook Boeroe, benevens Mangoli en Bangay van de Xulla-eilanden bewoont.
\ au het geslacht Phalangista kennen wij tot heden, alleen ééne soort van Celebes, en uit de familie
der vierhandigen zijn ons van daar bekend: Tarsius spectrum, Cercopitheeus cynomolgus en Cynoee-
phalus niger.