1. ) P om jiceu tiiu s p A to , Cuv. en Val. V , p. 4 1 3 ; Chaetodon pavo. Bloch, Tab. 1 9 8 , fig. 1.
Blaauwachtig bruin van kleur. Iedere schub met eene hemelsblaauwe kleine ronde vlek geteekend,
welke vlekken op den kop grooter en onregelmatig zijn, terwijl zij op het midden van het ligchaam de
gedaante van , de schubben omvattende, dwarslijnen aannemen; op h e t kieuwendeksel eene donker
blaauwe vlek. D. 13 + 1 3 ; A. 2 + 13. Geheele lengte 4 tot 5 duim. — Door Quoy en Gaimard uit
de Molukken medegebragt.
2. ) P om a c ek tr ijs h r a c h ia m s , Cuv. en Val. V , p. 420. Gedaante tamelijk langwerpig; ossa
suborbitalia zonder tand-insneden. Donker geelachtig bruin van k leu r; staart en kop van onderen
lichter. Eene zwarte vlek aan den wortel der borstvin. 3 duim lang. D. 1 2 + 1 4 ; A. 2 + 1 3 . —
Door Kuhl en van Hasselt van Java gezonden.
3. ) P omacewtucs m a r «sia a tij§ , Cuv. en Val. V , p. 422. Ossa suborbitalia, van voren met eene
sterke tand-insnede. Bruin; staartvin geelachtig; aan den wortel der weeke rugvin eenige witte stippen.
D. 1 3 + 1 3 ; A. 2 + 13. 3£ duim lang. — Door Lesson en G amot bij Waigïou verzameld.
4. ) P om a c ea tr ijs l it t o r a l is , Kuhl en van Hasselt. Cuv. en Val. V , p. 425. Onze, door
Maurevert na ar het leven vervaardigde afbeelding, PI. IV , fig. 3. Tanden d e r ossa suborbitalia
krachtig. Eenkleurig zwartachtig olijfgroen, op den romp in het paarsachtige. D. 13 + 1 3 ; A. 2 + 11.
Lengte 3 duim. — Door Kuhl en van Hasselt u it de Javasche zee.
5. ) P om a c ea t r e s a ig r ic a a s , Cuv. en Val. V , p. 425. Romp hooger dan gewoonlijk. Tanden
der ossa suborbitalia en kieuwendeksels eenkleurig zwart-bruin. D. 13 + 1 6; A. 2 + 1 3 . 4 duim
lang. — Door Forsten u it de zee van Celebes, door Quoy en Gaimard u it die der Sandwich-eilanden
verkregen.
6. ) PojiACEXTRcs FA s c iA T is , Kuhl en van Hasselt. Cuv. en Val. V, p. 4 2 6 , PI. 134. De
(PI. IV , fig. 1 van dit w erk) medegedeelde afbeelding is door den Heer Maurevert, op Java naar het leven
vervaardigd. Omstreeks 4 duim lang. Vaal zw art, benedenwaarts en op den kop in het geelachtige.
Ligchaam met vier okergele, naar onderen verdwijnende dwarsbanden; de eerste aan den n ek , de
tweede bijkans aan h e t voorste einde der ru g v in , de derde aan het achterste einde der harde ru g v in , en
de vierde aan het achterste einde der weeke rugvin ontspringende. De derde dringt met zijn boveneinde
in de harde rugvin door, en tusschen den derden en vierden verlengt zich de zwarte kleur, als
eene groote vlek, op de weeke rugvin. D. 13 + 1 3; A. 2 + 13. Onze voorwerpen op wijngeest, drie
in g e ta l, vertoonen alle eene dubbele reeks zwarte vlekken, van den bovenhoek der kieuwenopening
tot op de helft der lengte van den romp verloopende. — Het eerst door Kuhl en van Hasselt in de Javasche
zee gevonden.
7. ) P om a c ev th iis t r im a c e e a t e s , Cuv. en Val. V , p. 427. Zie onze, door Maurevert op Java
naar het leven ontworpene, PI. IV , fig. 2 medegedeelde afbeelding. Hoofdkleur bleek geel; op
iedere zijde langs den rug drie groote, zwarte vlekken. Eene diergelijke vlek om den aars; eene llaauwe
vlek boven het oog en eene op den snuit. Onder het oog eene zwakke, blaauwe lijn; op de schubben
der kieuwendeksels blaauwe vlekken en op iedere schub des ligchaams eene blaauwe dwarsstreep.
5 tot 7 duim lang. D. 13+13; A. 2+ 1 3 . — Door Kuhl en van Hasselt aan de noordkust van Java
ontdekt en, niet lang geleden, door nu wijlen den Heer Forsten ook in de wateren aan de oostelijke
kusten van Celebes gevonden.
8. ) Pomacentres ciiRvsopoËciLiis, Kuhl en van Hasselt, n. sp. PI. V, fig. 3 van dit werk.
Teekening door Maurevert naar het leven. Hoofdkleur vuil paarsachtig. De schubben aan den
wortel donkerder, vervolgens met eene flaauw roode en blaauwe dwarsstreep geteekend, op welke
een flaauw gele zoom volgt. De schubben der kieuwendeksels met eene groote, halve-maanvormige,
paarsachtige vlek in het midden. Van achter de beide kieuwendeksels komt een gele tint te voorschijn.
Onder den zevenden en achtsten stekel der rugvin eene tamelijk groote, vuil groen-gele, donker paarsachtig
omzoomde vlek. Rugvin geelachtig. Staartvin aan den wortel geelachtig, tegen het einde
paarsachtig in het zwarte. Aarsvin en buitenhelft der buikvinnen paarsachtig blaauw. Buikvin aan
den wortel bleek vuil rood. Borstvin grijsachtig. Geheele lengte 4 duim. D. 13 + 14; A. 2+ 1 2 . —
Wij bezitten vier voorwerpen dezer soort, alle door de Nederlandsche reizigers in de zee van Java
verzameld.
9. ) Posiaceïtrijs aeoieasciates, n. sp. Rand der ossa suborbitalia en van het praeoperculum
met vele fijne tanden. Rug sterk gewelfd. Donker rood-bruinachtig van kleur, met een’ tamelijk
breeden, witten dwarsband, welke zich van den aars en de voorste helft der aarsvin tot aan het laatste
derde der harde rugvin uitstrekt. Lengte 2è duim. D. 1 2+ 14; A. 2+ 1 2 . — Twee voorwerpen zijn
door een’ Oost-Indisch’ Ambtenaar, den Heer van Delden, in de zee ter noord-oost kuste van Celebes
verzameld en aan het Rijks-Museum ten geschenke gegeven.
D A SCYLLUS.
Ligchaam hooger en meer ineengedrongen dan bij Pomaeentrus. Verscheidene rijen kleine, kegelvormige
tanden, van welke de buitenste rij grooter is dan de overigen. 4 stralen in het kieuwenvlies.
Operculum met een’ gladden rand voorzien. Praeoperculum en ossa suborbitalia met zeer kleine,
dikwerf onregelmatige tanden. — Van de Roode zee tot in de Zuidzee gevonden.
1.) Discyllis areaaes, Cuv. en Val. V, p. 434. Chaetodon aruanus, Bloeh, PI. 198, fig. 2.
Chaetodon araneus, Bennett, Fishes of Ceylon, PI. XVn (variëteit met eene zwarte staartvin).
Witachtig, met drie zwarte dwarsbanden: de voorste van den snuit op de rugvin, de tweede van de
buikvinnen achter de borstvinnen, de derde van de aarsvin op de weeke rugvin loopende. Omstreeks
2 duim lang. D. 2 + 12; A. 2 + 12. — Van de Roode zee tot in de Zuidzee waargenomen. Door ons
werd eene variëteit van Timor medegebragt, wier staartvin aan het buiteneinde met eene groote, zwarte
vlek geteekend is.
PlSCES. 6