te bewonen, zoo als uit een aantal, van daar herwaarts gezondene huiden blijkt. Zij heeft de grootte en
gedaante van Semn. cucullatus. Hare kuif is eenvoudig en niet helmachtig. De wenkbraauwen zijn sterk
ontwikkeld. De haren der vacht zijn zijdeachtig en vormen fraaije, dwars golvende lijnen. Zij is gemakkelijk
te erkennen aan de witte haartjes, welke hare lichtgekleurde lippen bedekken, en aan de
kleuren in het algemeen. De hoofdkleur is een glanzig grijs-bruin, hetwelk een’ flaauwen purperen
weerschijn heeft, op de achterpooten lichter wordt, op de kuif in het geel-bruine overgaat, en op de
handen door een donker bruin-zwart wordt vervangen. Mogelijk behoort tot deze soort deSemn.obscurus,
Reid, Proceed. 1837, p. 14; maar de door dezen schrijver aangevoerde kenmerken zijn zoo onvolledig,
dat wij naar dezelve niets met zekerheid durven beslissen.
5. ) (4) S e m s . m i t k a t u s . Presbytis mitrata, Eschscholtz in Kotzebue’s (eerste) Re ise, Th. 3.
Anhang p. 196. Semn. comatus, Desm. Fr. Cuv. Mammif. PI. 11. Wagner in Schreber’s S a u g th ie re ,
Supplement, Tab. 24. A. onder bijvoeging van den valschen naam Simia fascicularis, Raffles (*). —
Eene in de verzamelingen zeer gewone soort, tot nog toe slechts op het eiland Java opgemerkt. Kleur:
zwartachtig grijs, op de kuif in het zwarte overgaande; de onderdeden en de beenen van binnen witachtig.
6. ) (4b) Semx. siaxiexsis. Deze onbesehrevene soort komt, eenige afwijkingen in de kleuren uitgezonderd,
geheel en al met Semn. mitratus overeen, en schijnt op het vasteland van Indiè', slechts
eene plaatselijke verscheidenheid van laatstgemelden te vormen. Door den Heer Diard, in Siam ontdekt,
zijn vier exemplaren van haar aan het Museum gezonden, welke voornamelijk in de volgende punten
van Semn. mitratus afwijken. De handen zijn, in plaats van grijs, donker bruin-zwart, en deze kleur
gaat aan de buitenzijde der pooten langzamerhand in de kleur over, welke al de buiten- en bovendeden
van het dier beslaat, en zich hier als grijs-bruin vertoont, en niet als grijs-zwart, gelijk dit bij Semn.
mitratus plaats heeft. De kuif is insgelijks grijs-bruin en het voorhoofd veel lichter dan bij Semn. mitratus.
Al de onderdeelen van het dier zijn minder zuiver van kleur en trekken eenigzins in het geelachtige,
welke kleur ook op het grootste gedeelte der wangharen gezien wordt. De staart is bijkans eenkleurig
zwart-bruin. De lichte streep, welke langs de binnenzijde der achterpooten heenloopt en tegen de
donkere kleur van derzelver achterzijde sterk is afgezet, is veel duidelijker dan bij Semn. mitratus.
De schedel en al de overige deelen zijn volkomen aan die van laatstgenoemden gelijk.
7. ) (5) S e x i i» . m e l a l o p h o s , Fr. Cuv. Mammif. ed. in 4°. PI. 7. Eene thans wel bekende, op het
eiland Sumatra voorkomende soort. Kleur: licht rood-bruin; onderdeelen van het lijf en binnendeelen
der pooten, bleek geelachtig. Kuif in het zwarte trekkende.
(*) De redenen, welke ons nopen, den Kra, Rallies, niet voor eenen Semnopithecus, maar voor eenen Cercopitkecus
te houden, zijn hoofdzakelijk deze: 1) past de korte beschrijving, door Raffles van den Kra gegeven, zoowel wat do
kleur als de haarbedekking betreft, volkomen op den ouden C. cynomolgus van Sumatra; 2) pleit vooral de aanwezigheid
der wangzakken voor onze meening; 3) wordt de bedoelde aap als gemeen op Sumatra en de Maleische eilanden
opgegeven, hetwelk alleen van den cynomolgus kan gezegd worden; 4) eindelijk, heeft de naarn Kra, even als die van
Croo, door Duvauccl opgegeven, groote overeenkomst met het woord Kar o, waarmede de Malei jers te Padang en
omstreken den cynomolgus bestempelen.
S.) (5l) SEMSf. FMïHums. Door Is. Geoffroy, in Lesson’s Cen tu rie Zool. PI. 40, afgebeeld.
Insgelijks van Sumatra; de plaats van Semn. melaloplios in sommige streken op dit eiland vervangende,
en van deze soort slechts door eenige wijzigingen in de kleur der haren afwijkende; zoodat dit dier eigenlijk
met meer regt als eene plaatselijke verscheidenheid, dan als bijzondere soort te beschouwen is.
9. ) (6) SEMI. I i i im n iu s . Van Borneo, waar hij, gelijk wij later uitvoeriger zullen aantoonen,
als zelfstandige soort, den Semn. melaloplios vertegenwoordigt. Hij sluit zich aan laatstgemelde soort,
zoo door zijn maaksel als uiterlijk, in het oog loopend aan; maar zijne vacht is veel donkerder, nagenoeg
eenkleurig donker rood-bruin. De kuif staat bij hem meer naar achteren en de haren der kruin ziju
straalvormig verdeeld en overschaduwen de wenkbraauwen.
10. ) (7) Sem*. CHRVSOHEU9. Zie in het vervolg dezer verhandeling de beschrijving van deze, om
hare kleurwisseling merkwaardige soort van Borneo. Tot dezelve schijnt ook Semn. auratus, Desmoulins
(Cereopitheeus, Geoflr. St. Uil.), te belmoren, welke soort naar een, uit de verzameling van den Heer
Temminek afkomstig, thans in het Parijssche Museum aanwezig voorwerp is vastgesteld. Dit voorwerp
stemt volmaakt overeen met het door ons, Tab. 10, Fig. 2 , afgebeclde wijfje in den overgang. — Kuif,
helmachtig over het geheele voor- en achterhoofd henenloopende. Gewoonlijk is deze aap geheel zwart van
kleur, behalve de onderzijde van den staart en eene streep aan de binnenzijde der achterpooten, welke
witachtig zijn. Gedurende sommige jaargetijden, of misschien in zijnen middelbaren leeftijd, is hij één-
kleurig vuil licht bruinachtig geel; in zijne vroege jeugd geelachtig grijs, maar de rug, het bovendeel
des staarts en de buitenzijde der voorarmen zijn zwart.
11. ) (7l') Seiiv. stUTRUTs. Een tot nog toe onbeschreven slank-aap, wanneer niet misschien
de Semn. femoralis, Martin, tot denzelven behoort. Bewoont het eiland Sumatra, als plaatselijke variëteit
van Semn. chrysomelas van Borneo. Schedel, kuif en alle overige deelen gelijk bij de laatstgenoemde
soort, en ook, even als bij deze, de wijfjes somtijds éénkleurig bruin-geelachtig; gewoonlijk echter
donker grijs-bruin met rood-bruinen gloed; pooten en bovenzijde des staarts zwart; onderzijde des
staarts, buik, borst in het midden, dijen en eene streep aan de binnenzijde der pooten witaehtig.
12. ) (8) S n n . iiu'iirs. Fr. Cuvier, Mammif. ed. in 4°. PI. 10. Een bewoner van het eiland Java,
en eene der gemeenste van al de, op de Sunda-eilanden voorkomende soorten van dit geslacht. Heeft
lang haar en vooral sterk ontwikkelde wangharen. Geheel zwart van kleur; in de vroege jeugd bruin-geel.
Hiertoe behoort, als bruin-gele individuele variëteit, de Semn. pyrrhus, Horsf. Zool. Research.
13. ) (8l) Semiv. cnisTATES. Simia, Raffles; Semn. pruinosus, Desm. Vervult, als klimaats-variëteit,
de plaats van Semn. maurus op Borneo en Sumatra; en indien het berigt, ons door eenen Oiïicier van
gezondheid bij het Indische leger medegedeeld, juist zij, is hij ook niet zeldzaam op het eiland Banka.
Hij onderscheidt zich van Semn. maurus alleen door eene naar het grijze trekkende kleur, die op de
onderdeelen des ligchaams meestal in het witachtige overgaat. Sommige voorwerpen van Borneo zijn
bijkans zwart van kleur en naauwelijks van Semn. maurus te onderscheiden.
Mamm a u a .