l\ COFVOCEPHALUM, n. sp.
PI. XII. ? fig. 3.
Fernina. Olivaceum; capite tetragono conico, acuto; elytris acuto-carinatis; alis dilatatis, cycloideis,
fusco-griseis, maculis subfasciatis pellucidis; abdomine fusco, nigro-fasciato. Batang Singalang (Sumatra).
Long. corp. 2" 2"'; proth. 2'"; mesoth. 4"'; ped. post. 1" 4'"; elytr. 5'"; alar. 1" 6'".
Tiet wijfje. De kop loopt naar achteren in eene kegelvormige verhevenheid uit en bereikt 4¥" lengte;
deze verhevenheid is op de voorzijde hol, op de zijden plat en met kleine korte doorntjes bedekt. De
oogen zijn klein en ovaal. De borst is bol en gekorreld; de middelborst breeder dan de voorborst, met
de zijden regtboekig en plat. Het achterlijf is breed, glad van boven en van onderen rond; het voorlaatste
lid is op de rugzijde puntig en het laatste is schuins naar beneden gewend en aan het einde afgeknot.
De eijerlegger is bol, korter dan het laatste lid, eindigende in twee korte punten. Het voorveld
der ondervleugels is olijfgroen, met eene driehoekige donker-groene vlek op het midden, tegen welke,
aan de binnenzijde, eene lichtere aan ligt. Buitendien ziet men aan de buitenzijde op den regtervleugel
eene gelijke vlek, welke ter linkerzijde ontbreekt; op deze sluit zij, op het midden tegen den binnenrand,
eene kleine vlek in. De tweede ader van het voorveld beschrijft eene bogt naar beneden en is vóór het
midden in twee takken verdeeld. De dijen der voorpooten zijn aan de binnenzijde sterk ingebogen; die
der volgende paren van onderen met kleine puntige doorntjes gewapend.
G RO E P XII. PLA TY C RA N IA , Burm.
Thorax eylindricus vel angulatus. Elytra tertiam vel dimidiam partem alarum aequantia. Gerei
ana les abbreviati.
Burmeister vereenigt onder dezen naam P. reticulatum, St. f. 85, en Dynelytron grylloides, Gray;
waarbij nog gevoegd moeten worden, wegens de lengte der dekschilden, welke over de helft der vleugels
reiken, Dynelytron Hipponax en Shuckardi, Gray en Phasma obscurum, Guérin. Mag. de Guérin.
1838. Ins. Orth. PI. 235. Even zoo wijkt P. Servillei, Gray, Serv. (acuticorne, Gr., brevipenne, Burm.)
en lichenale, Burm. van de overige soorten der groep Phasma, door de lengte der bovenvleugels, af;
zij onderscheiden zich echter van de vorige door eenen ge welfden kop en drie enkelvoudige oogen.
Intusschen is het onderscheid der seksen dezer groep nog niet met zekerheid bekend. Het Museum
bezit uit de verzameling van den Heer Raye twee wijfjes van P. reticulata, St. met eenen zeer korten
eijerlegger, welke zich over het zevende achterlijfslid niet uitstrekt.
G R O E P XIII. PODACANTHUS, Gray.
Caput planum, posterius gibbosulum. Ocelli tres. Antennae maris 2" longae, pilosae, 23-articulatae;
feminae breviores 16”' longae, glabrae, 26-articulatae. Mesothorax prothorace duplice brevior, eylindricus.
Elytra maris tertiam, feminae dimidiam partem alarum aequantia. Alae utriusque sexus
oblongae, area postica I6-nervosa; maris usque ad apicem articuli septimi, feminae ullra abdominis
apicem productae. Pedes antici utriusque sexus integri; posteriores spinosi; tarsorum anteriorum arti-
culus primus caeteris aequalis. Abdomen elongatum; maris articulo ultimo truncate, infra biuneinato,
parte posteriore et inferiore hiante; cercis analibus linearibus perlongis, in feminis pollicem, in maribus
10"' aequantibus.
G R O E P XIY. T R O P ID O D E R U S , Gray.
? Mas. Femina. Caput planum, posterius gibbosulum. Ocelli nulli. Antennae 10'" longae,
26-artieulatae. Mesothorax duplicem prolhoraeem aequans. Elytra alarum dimidio subbreviora. Alae
oblongae, area poslica 16-nervosa, apicem articuli 8« vix aequantes. Pedes antiei laeves, tarsorum
anticorum artieulus primus caeteris brevior. Abdomen sensim angustius, utrimque limbo compresso
marginatum; cerci anales 4"' longi.
De vleugelvorm der wijfjes is, even als die der vorige groepen, zeer afwijkende van den abnormalen
vorm dezer organen bij Pbyllium en Ectatosoma, met welke Burmeister Tropidoderus vereenigt.
G R O E P XY.
Alae utriusque sexus forma aequales, areuatae, abbreviate, artieulum secundum vel quartern abdominis
aequantes. Elytra quartam partem alarum aequantia. Abdomen elongatum in utroque sexu.
Pedes subinermes.
a.) Caput inerme.
P. BOJEI, w. sr.
p i.x in .s% . 3.
Femina. Alis oblongo-eycloideis; elytris alarumque area anteriore viridi; area posteriore carnea;
femoribus antieis medusque infra 3-dentieulatis; poslremis ultra medium dentieulatis. Macassar.
Long. corp. 4"; protb. 3"'; mesoth. 9'"; ped. post. 2" 5"'; elytr. 4"'; alar. 1" 5'"; anten. 1".
De vleugels reiken tot aan het einde van het vierde achterlijfslid. De kop is plat; de sprieten beslaan
een vijfde gedeelte van de lengte van het lijf. De zes eerste leden van het achterlijf zijn rolrond en van
dezelfde lengte; de drie laatste zijn zijdelings te zamen gedrukt. De eijerlegger loopt in eene spitse
punt uit en is van de lengte van het lijf; de twee aanhangsels liggen tegen elkander aan. De pooten
zijn verlengd en kort behaard; het eerste lid der tarsen van de voorpooten is even lang, als de overige
leden gezamentlijk.
P. BRACHYPTERUM, n . sr.
PI. XIII. ¥ ii?. 2.
temina. Olivaceum; mesothoraee granulate, prothorace quater longiore; alis abbreviate dimidium
artieulum secundum abdominis aequantibus, byalinis; femoribus mediis postremisque latere inferiore
Insecta. 2 2