der onderdeelen meer uitgebreid en veel donkerder en vuriger van kleur. — Vervangt de plaats van
Pitta cyanura op Nieuw-ïïolland.
14.) Pitta p il ih , F ra se r, P r o c e e d . o f th e Z o o l. S o c . 18 4 2 , p. 190. Geheele lengte 0 m,1 8 ,
vleugels 0m,1 0 8 , staart 0 ra,0 3 5 , voetwortel 0m,0 3 8 , snavel 0m,024. Bek zw art-bruin, van boven en
van onderen roodachtig. Derde slagpen de langste; vierde onmerkbaar korter; tweede 0m,0 0 3 , eerste
0m,0 1 6 korter, dan de derde. Groote slagpennen zwartachtig, tegen de p u n t in het licht b ruine ; de
derde tot de zevende, op h e t eerste derde h a re r lengte, met eenen witten dwarsband. Kleurverdeeling
van den kop, als bij Pitta bracbyura. K e el, met eene witachtige rozenkleur. Onderdeelen van den
vogel geelachtige olijfkleur. Buik en onderste staartdekvederen donker rozenrood. Staartpennen zwart.
Bovenste dekvederen des staarts en enkele groote vlekken op de vleugeldekvederen witachtig kobalt-
blaauw. De overige bovendeden des vogels donkergroen met bronzen gloed. — Deze soort bewoont
de Goudkust en is tot nog toe de eenige, welke in Afrika gevonden werd.
D. Kop bruinachtig; het midden van de bovenborst, staart van boven en vleugels van buiten, behalve de
groote slagpennen, grijsachtig blaauw. Overige bovendeden en zijden der bovenborst donkergroen, in het
olijfkleurige. Onderborst, buik en onderdekvederen des staarts fraai rood.
15. ) Pitta jiacklotjii, S. Müller. P I. c o l. 5 4 7 . Geheele lengte 0m,1 9 , vleugels 0 m,1 0 5 , staart
0m,0 4 0 , voetwortel 0m,0 4 4 , snavel 0 m,0 2 9 . Derde en vierde slagpen van gelijke lengte; tweede 0m,0 0 3 ,
eerste 0m,0 1 4 korter, dan de derde. Kop van boven en aan de zijden b ru in , in h e t rozenkleurige,
welke kleur tot boven op den kop en de punten der zwarte vederen beperkt is. Achterhoofd en nek
vurig rood-bruin. K in , keel en h e t voorste gedeelte van den hals zwart. Tusschen h e t witachtige
blaauw der bovenborst en het rood der overige onderdeelen een zwarte dwarsband. Slagpennen zwart-
achtig, aan de p u n t lichter; de tweede, derde en vierde, op het einde van het eerste derde h a re r lengte,
met eene witte vlek. — Bewoont Nieuw-Guinea.
16. ) P itta celebeksis, F o rste n , n . sp. Onderscheidt zich van Pitta Macklotii door geringere
grootte, zwakkeren snavel, eene blaauwachtige streep langs het midden des bovenkops; door de mindere
uitgestrektheid van het b ru in des neks, de lichtere kleur van de kin en de keel, en dat de zwarte
band op de borst in het bruine trekt. Onderlinge verhouding der slagpennen als bij Pitta Macklotii.
Geheele lengte 0m,1 8 , vleugels 0 m,1 0 5 , staart 0 m,0 4 , voetwortel 0m,0 4 , snavel 0m,0 26. — In de
omstreken van Tondano, op Celebes, door den Heer Forsten ontdekt.
17. ) P itta EniTiiROGisTEii, Cuv. P I . c o l. 212. Yan de beide voorgaande afwijkende door
een’ eenkleurig bruinen kop, door eene grijsachtig blaauwe kraag om de achterzijde van den hals,
door den duidelijken zwarten dwarsband tusschen de onder- en de bovenborst, en doordien h e t groen
der bovendeden alleen tot den bovenrug beperkt is, terwijl h e t zich van onderen ook over het grootste
gedeelte der bovenborst uitstrekt. — W o rd t op de Philippijnsche eilanden gevonden.
E. Hoofdkleur groen. Kop zwart of bruin ^ het midden van den bovenbuik, onderbuik en onderdekvederen des
staarts rood. Kleine dekvederen der vleugelen en bovendekvederen des staarts witachtig metaalblaauw.
18. ) P it t a nELAXocEPHALA, F o rsten , n. sp. Geheele lengte 0m,2 0 5 , vleugels 0m,1 1 5 , staart
0 m,0 4 2 , voetwortel 0m,0 4 5 , bek 0m,029. Groote slagpennen geheel zwart; de vierde en vijfde omstreeks
van gelijke lengte; de derde 0m,0 0 4 , de tweede 0m,0 1 , de eerste 0'n,0 2 5 korter, dan de vierde.
Staart van boven groenachtig. Bek, kop en h e t grootste gedeelte van den hals zwart. Schenkelvederen
vuil grijsachtig bruin. — Door den lie e r Forsten bij T ondano, op Celebes, ontdekt.
19. ) P it t a a t k ic a p il l a , nob. nee auet. Geheele lengte 0 m,1 9 , vleugels 0m, 11, staart 0 m,0 3 6 ,
voetwortel 0m,0 4 , snavel 0m,0 2 5 . Bek, kop en het grootste gedeelte van den hals zwart. Derde
slagpen de langste; vierde onmerkbaar korter; tweede 0m,0 0 2 , eerste 0m,011 korter, dan de derde.
Groote slagpennen zwart, in h e t midden met eenen breeden witten b an d , welke, naar achteren breeder
wordende, zich bijkans tot aan de p u n ten d e r laatste groote slagpennen uitstrekt. Staartpennen zwart;
de uiterste p u n ten met eenen flaauw blaauwachtigen zoom. — Borneo.
20. ) P it t a m a la c c ek sis , nob. n . sp. Yan Pitta atricapilla onderscheiden door een ’ minder sterk
te zamengedrukten snavel, door een weinig donkerder tin ten , en door de bruine k leu r, welke den
geheelen bovenkop tot in den nek inneemt. — Bewoont h e t schiereiland Malacca.
21. ) Pitta wovAE-airinrEAE, nob. P itta atricapilla, Quoy en Gaimard, A s t r o l a b e , Zoologie, P I .8 ,
fig. 3. Wij kennen deze soort o f plaatselijke verscheidenheid slechts u it de boven aangehaalde afbeelding.
Zij onderscheidt zich, volgens deze afbeelding, zoo als wij reeds vroeger vermeld heb b en ,
van onze Pitta atricapilla, door eene gele vlek aan den wortel des snavels; door de bruinachtige kleur
d e r slagpennen, van welke slechts de vierde, vijfde of ook de zesde eene witte vlek hebben; door de
in h e t gele trekkende kleur van de dekvederen der vleugels en d e r slagpennen van de tweede orde;
door eenen vuil donkergroenen staa rt; door de geringe uitgestrektheid d e r blaauwe kleur op de bovenste
staartdekvederen, en door de witte kleur der oogen. Deze vogel werd door de Heeren Quoy en Gaimard
in de omstreken van de haven Dorey, op de noord-oostkust van Nieuw-Guinea, verkregen.
22. ) P it t a p h i l i p p e x s i s , Yieill. Merle des Philippines, Buffon, P I. e n l. 8 9 ; Corvus philip-
pensis, Gmelin, p. 3 7 5 ; Pitta atricapilla, auet. (ex parte). — Het is niet zonder aarzelen, dat wij deze
P itta als zelfstandig opgeven. Wij kennen ha ar alleen u it de zoo even aangehaalde afbeelding. Yolgens
deze onderscheidt zij zich van Pitta atricapilla, doordien de vleugels bij haar aan de binnenzijde geelb
ru in , d a t de lichte band der slagpennen geel, de bek roodachtig (ongetwijfeld verkeerd) en de blaauwe
zoom der staartpennen breeder zijn. — Yolgens de opgaaf van Buffon bewoont deze Pitta de Philippijnsche
eilanden.