
heeft gehad) daarvan nieuwe wettige muntspecien te slaan, is vervat in de
volgende:
Commissie, gegeven by Thomas Giamaye, Baad des Keizeis, en
Generaal Meestei van de munte, ......................... °m binnen
Dockum alle verbodene goude en zilvere Penningen te mögen
wisselen.
Den 10 April 1SZ7.
Ick Thomas Gramaye, Eaedt onses Allergenadichsten Heeren des Keyseis, ende Generaei
Meester van der mnnten van syne Keyserlycke Mayesteits Landen' van harwarts euer, doe
kondt en ygeUck diet behooren sali, dat iok om tgoet anbreng my gedaen by den Burge-
meesters, Schepenen ende Eaedt der stede van Doconm, van den Persone m n . . . . . . residerende
hinnen die seine stadt, denseinen betronwenda zynder reohtnaerdicheit, goe e
naeme ende faeme, gecommitteert hebben van wegen der Keyserlicke MayOstot, ende com-
mittere vt erachte van mynder commissie mits desen, dat hy van nm voortaen sali moegen
wisselen honden binnen die vorsz. stadt van Docknm, van allen verbanden pennyngen van
gonde ende van silner, ende andere toe licht wesende, ende getepnteert voer bilboen, op
alsulcke instrnctien ende pnncten, ende articnlen hier nhax (sic) verclaert, te weeten:
In den eersten, soe sali die voorsz. schnldich weesen eenen y g e l i c k te'betaelen d.e
rechte weerde van den pennyngen, materien ende bilHoenen van gonde ende van sduer,
die-hem -ebrocht snllen worden, nae inhondt die papieren ende instrnctien die hy van my
ontfangen heft, mits daer off nemende zynen getaxeerden salaris ende loon', te weten vier
stnners van elcke pondt groote Vlaems, ende van andere meerder offe minder sommen nae
aduenant, ende niet meer, ende onermits’t voorsz. loon, saU hy schnldich wesen te draegen
oft te senden allen den voorsz. pennyngen, materien ende billioenen, die hy a sooymtfangen
ofte coopen sali, in de munte,.geordineert in Vrieslandt van wegen die^eyserlycke Mayes-
teyt; sonder yemandt, wy hy sy,yet daer off te vercoopen, ofte by anderen middelen oner
te laeten; voort sali hy schnldich weesen allen den pennyngen, die hy coopen sali , in tuee
te snydeni, ofte ten minste over die helft, in presentie van den Veicooper; noch sali hy
schnldich wesen te hebben goede ende rechtuardige balanche, ende oick reo naerr ige en e
jnste gewichte, gejnsteert by den Tckmeister van den Lande, by, ¿len Keysei yc e ayes ey
d a e r toe geordineert, naedt marck gewichte van der munte; noch sali Ey schnldich weese
altyt te hebben int oepenbaer op syn wysselbanck, een taeffele, geteikent mitten an ei-
ken van een van den Generaeis, daer inne gescreuen syn saü die prys ende waerde van den
marck, once ende ingelsche van den vorboeden pennyngen ende billioenen, op dat een
ygelick die weerde dair off weten mach; noch sali die vorsz..............d’ordonnantie van die
munten onderhouden, scherpelick in allen hoeren pnncten ende articulen; ende als hy ver-
neempt, dat die vorsz. ordinantie van der mimte nyet onderhouden wort binnen der steden
van Dockum, soe sali hy terstondt te kennen geuen myn Heere den Stathouder ende
Eaedt, off de Wethouders van der stadt, om daer inne toe versien, alsoe dat behoert.
Welcke voirsz. puncten ende articulen, die vast ende onuerbroekelicke te onderhouden,
ende voert all te doen dat een vrom ende getrouwe Wisselare schuldich is , die voorsz..........
heft op huiden den behoerlycken eedt in mynen handen gedaen: Ontbieden dairomme ende
beuelen mits desen van wegen der Keyserlycke Mayesteyt, allen den Ofhcieren van den
munten, ende begeren an allen anderen dien tbehoort, /dat syt en elck van hen den
voorsz...... laeten vredelick ende rustelick gebruicken van den vorsz. officy, sonder hem
dair inne te doen' enige letsel ofte impediment tot contrarien. In orkunde der waerheit
soe heb ick myn gewoentlycken hantteiken hier onder gestelt den tienden dach van April,
int jair ons Heren xvc xxvn stilo curie Phrysie. (Onderscreuen) Grammaye.
Uit een oud afschrift, bewaard wordende onder de papieren op
Tjaarda-huis op Einsma-geest.
Gelijk uit het volgende stuk blijkt, schijnt het toch ernst geweest te zijn
met de aanstelling van eenen Muntmeeste? Voor de op te rigten Munt van
Friesland (zie s c h w a r t z e n b e r g , Groot PlacaatboeJc, bl. 522 en volg.) :
Commissie, gegeven by Keizer Karel aan Vrank van Papeveit, als Meester
Particülier in de Munte van Vriesland, de tyd van drie jaaren.
Den 4 May 1527 (1).
Kaerle, by der gracie Gods, gecoren Eoomsch Keyser, altyt Vermeerder ’sEycx, Co-
ninck van Germanien, van Castillen, van Leon, van Arragon, van Nauarre, van Napels,
van Sicille, van Maillorcque, van Sardanie, van den Ey landen van Yndien, ende vaster
Eerde van der Zee Oceane, Eertshertoge van Oistenrycke, Hertoge van Burgoignen, van
Lothric., van Brabant, van Lembourg, van Luxembourg ende van Gelre, Graue van Viaendeten
, van Artois, van Bourgoingnen, Palsgraue ende van Henegouwe, van Hollant, van
(1)^ Deze zelfde Frans (sie aldaar) van Papeveit werd in Maart 1531 tot Meester Particülier van de Landschaps-
munt van Overijssel te Kämpen, mede bij Keizerlijke aanstelling, benoemd. Zie die aanstelling in de Munten der
Heeren en Steden van Overijssel (Haarlem 1854), bl. 847 en volgg. Doch ook die aanstelling schijnt even min
als de Friesche gevolg gehad te hebben.
24*