
 
        
         
		2CIH20  I  DEI * m  j  GCGCCCGC *  |  #CCI# * 
 Z.  B.  weegt  2,7  w.  Z*.  Ons  bekend  in  het  Penningkabinet  der Leidsche  
 Hoogeschoal,  waarin  het  kwam uit  eene  vond  bij  het  vetwerken  van  grond  aan  
 de  vesting  te  Nijmegen,  alsmede  in  de Verzamelingen  van  Dr,  m u n n ic k s   v a n   
 c l e e f f   te Utrecht,  den  Heer  j .  a .  s t r i c k e r   te  ’s Gravenhage,  van  het Provinciaal  
 Archief,  van  Mr.  a .  o u d em a n   te Groningen,  en  van  den  Heer  k e e r   te  
 Amsterdam;  verder  in  die  van  den  Staatsraad  v o n   r e i c h e l   te  St.  Petersburg. 
 N°  101  is  bijna  gelijk  aan  de  vorige munt,  doch heeft  veel  kleinere  letters  
 in  de  omschriften. 
 Z.  B.  weegt  als  voren’;  Z1,  als  ons bekend,  behalve  in  het Koninklijk Kabi-  
 net,  dat  der Leidsche Hoogeschool,  en  van’t Noord-Brabandsch  Genootschap,  
 in  de Verzamelingen  van  Dr.  m u n n ic k s   v a n   c l e e f f   te Utrecht,  w.  J. d e   v o o g t   
 en  o.  k e e r   te  Amsterdam,  p.  m .  b e e l a e r t s   te  Schipluiden,  a .  h .   w iq h e r s   te  
 Delfzijl,  Baron  m i c h i e l s   v a n   v e r d u y n e n   te Maastricht,  c.  g .  b o o n z a j e r   te Go-  
 rinchem,  en  f .  c .  j .  d e   w i j s   .te  ’s Hertogenbosch.  Het  is  eene  der  meest  a l-   
 gemeen  voorkomende  Groningsche  munten. 
 Op  deze  muntsoort  is  betrekkelijk  wat  wij  lezen  in  het  boven  aangehaalde  
 HS.  N°  21  op  het  Archief  te  Groningen,  als  volgt: 
 «Van  Cornelius  munte. 
 «Inden  selue  iare  dat  ioncker  ffbx  in  Aedwert quam  [d.  i.  1498]  vp  sunte Bartholo-  
 «meus,  wort  Cornelius munte angeleoht,  en in  den  iaer  van  xcix,  als  die  selue  datU mede  
 «brenget  vp  de  peninck,  en  gelden  nu  vjff  placken,  en  hietë  Cornelius  vleemschë,  en  
 « sint  soe  lange  ganckber  gewest,  hent  inden  iaèr  dusent  vyffhundert  en  soeuen  vp  pinx-  
 « teren  maendach,  doe wordë  se  aff geset vp placken,  dat  stucke  vijff  plackë  En  die  dub-  
 « beiden  vp  twe  vleemss  (1).» 
 (I)  Het  schijnt,  dat  men  in  het  Groningsche muntwezen  eerst 'het  Vlaamsche en  daar-  
 na,  door  den  invloéd  der  Oostfriesche  Graven,  het  JDuitsche  gevôlgd  heeft. 
 W i c h e r s   z e g t   t e r   a a n g e h a a ld e   p l a a ts e   o p   b l .   1 0 2 : 
 «Een  old  sc h u ld   =   8 0   olde  vleemsche  groten  in  1 4 2 8 ,   1 4 7 3   en  1 4 8 2 .» 
 En  op  bl.  1 0 3 .: 
 «Eeñ  olde  vleemsche  groot  of  plak  stond  in  1 4 2 8 ,   1 4 7 3   en  1 4 8 2   gelijk  aan  een  
 schelling,  een  butdrager,  een  Jmgelaa/r.» 
 N-  102  heeft  op  de  vz.  tot  omschrift: 
 >í<  íDORany * k ovk  * g r o h ig sh s ' 
 Z.  B.  weegt  2,4  w.  en  is  van  Z3,  ais  ons  bekend  in  de Verzamelingen  der  
 Heeren  J.  a .  s t r i c k e r   te  ’s Gravenhage,  o. k e e r   te Amsterdam, en  e .  d e   w it t   
 te  Groningen. 
 N“  103  heeft  tot  omschrift: 
 >J,  fROESW 4* HOV2S 4- 4* GROniHGSS' 
 Z.  B.  weegt juist  2  w.  en  is  van Z -;  als  bemstende in de Verzamelingen van  
 Professor  b a a r t   d e   l a   f a i l l e   te  Groningen,  en  den  Heer  F.  d e   h a a n   te  
 Leeuwarden.  Bij  den  Heer  o.  k e e r   te  Amsterdam  bevindt  er  zieh  een  met:  
 ÍROH0'  HOV7S  GROI2IRGSS  
 N’  104,  een  halve stuiver  (?),  heeft  op  de  vz.  andermaal  de type  van  N  85,  
 namelijk  het  stedelijke  Groningsche  wapenschild  weder  regtstandig  onder  den  
 dubbelen  arend  geplaatst.  Omschrift: 
 jgg  ÍBOR0VH * HO  |  VS % GROßll?' 
 Op  de  kz.  andermaal  bet  Groningsche wapenschild  op  een  eenvoudig  gevoet 
 vierbeenig  kruis.  Omschrift: 
 >£  BHRO * DOMIffl * fR * CtGCGCG * 4t(XIX. 
 K.  B.;  daar  er  in  de  door ons  afgebeelde  munt  een  gat  is,  kunnen  wij  bet  
 gewigt  met  geene  juistheid  opgeven.  Z5.  Verzameling  van  Professor b a a r t   d e   
 l a   f a i l l e   te  Groningen. 
 N" 105, eene dito munt , verschilt alleen door het omschrift op de vz., dat thans is: 
 De  laatste  naam  wordt  in het  Stadsboek,  zegt  w ic h r r s ,  ook  wel Pangelaar  geschreven,  
 dat hij  meent misschien  de Ware  naam  te  zijn  (bl.  115),,  maar noch  het  eene,  noch  het  andere  
 woord  komt  bij  k i i .ia e k   voor,  zoodat  wij  den  naamsoorsprong  niet  kennen. 
 Tien  dezer  munten  stonden  in  1394,  en  twaalf in  1434,  gelijk met  een  lood  gebrand,  
 d.  i.  zuiver,  zilver,  en met  een mark, naar  hetwell.  de  boeten  en  Ireuken  in  bet  Stadsboek  
 gerekend  werden;  zie  ook  bl.  114  en  115. 
 Bat  het  Vlaamsche  geld  reeds  zoo  yroeg  (14e eeuw)  in  Groningen werd  in  gebruik  gebragt  
 en  nagebootst,  zoodat  men  zelfs  aan  de  munten  aldaar  den  naam  van  Vlaamschen  
 gaf,  zal  wel  moeten  toegeschreven  worden  aan  den  grooten handel,  die  er  in  gemelde  14e  
 eeuw  (hoogstwäarschijnlijk,  zöo  niet  zeker,  over  zee)  plaats  had  tusschen  Groningen  en  
 Viaanderen,  vooral  in  het  laatste  gewest  met  de  stad  Brugge.