
reeds ten tijde van t á c it o s het geval was, de regering der Drenthenären, even
als bij de oude Germanen, uit het volk, dat het beheer der dagelijksche zaken
aan eenige der Oudsten of Voornaamsten uit zijn midden opdroeg. Over
dingen van minder belang werd alleen bij de daartoe gekozenen, over zaken van
meerder gewigt bij allen geraadpleegd, in diervoege echter, dat meermalen ook
de zoodanige, die ter beslissing van het volk verbleven, vooraf bij de gekozene
Oudsten of Voornaamsten werden onderzocht en ter afdoening voorbereid. Op
de zelfde wijze als een zestiental eeuwen vroeger, kwam het volk, ter behande-
ling van ’s lands aangelegenheden, op gezette tijden bijeen, niet in daarvoor
bestemde gebouwen, maar, even als in de I e eeuw der Christelijke.tijdrekening,
en misschien nog vroeger, bij de oude ruwe Germanen gébruikelijk was, onder
den .blooten hemel, in bosschen of op heuvels, of op eenig ander bepaald punt,
met overleg der Oudsten of Voornaamsten tot tijdelijke vergaderplaats aangewezen,
en als zoodanig aan het volk bekend gemaakt, namelijk door de Oudsten of Voornaamsten
in de marken, vlekken en gehuchten, welke ook door het volk in die
marken, vlekken en gehuchten waren gekozen. Bij buitengewone voorvallen en
omstandigheden werden niet zelden buitengewone vergaderingen op de zelfde
wijze belegd en gehouden.
De voorregtsbrieven, in latere dagen door de Drenthenären van onderscheidene
Landsheeren verkregen, het Landregt van het jaar 1413, enz. enz., waren alle
gegrond óp de regten, voorregten en gewoonten van vroegere, reeds lang ver-
loopene, tijden ; zoo zegt, onder anderen, Bisschop Frederik van Blankenheim in
gemelden Landregtsbrief, dat het hem, na gedaan onderzoek, was gebleken,
dat de bepalingen in dien brief vervat, uitmaakten het oude Landregt, zoo als
het in Drenthe destijds- was en vroeger altoos was geweest.
De gekozenen waren niet alleen de vertegenwoordigers des Volks tot het beheer
van ’s lands zaken en aangelegenheden; zij waren tevens, met en onder
den Landsheer of zijnen Stedehouder, de Regters in burgerlijke en lijfstraffelijke
zaken, en vonnisten in beide die gevallen in het hoogste ressort. Voor het
jaar 1603 bestond er geen Burgerlijk Wetboek voor Drenthe, want de Landregten
van 1413 en 1447, den Drenthenären door de Utrechtsche Bisschoppen
Frederik van Blankenheim en Rudolf van Diepholt gegeven, — welke alleen
over het Staatsregt handelen, en overigens verordeningen van onderscheiden
aard, betrekkelijk de politie, de openbare veiligheid van personen en goederen,
enz., inhouden, — beheizen geene bepalingen ten aanzien van het Jus Civile
privatum. De vonnissen, van welken aard ook, zoo als die waren uitgesproken,
werden opgesehreven in een daartoe bestemd register, het Ordelboe/c genaamd
(een oordeel, vonnis of gewijsde werd bij de oude Drenthenären ordel gehee-
ten). Maar de Regters waren bovendien Wetgevers, voor zoo veel het Burgerlijke
Regt en den aankleve van dien betrof: meermalen maakten zij bepalingen
en verordeningen ten aanzien van het Jus Civile privatum en met betrekking tot
de wijze van regtspleging (Drost en vierentwintig Etten [Oudsten, Vaders,] van
Drenthe maakten in de 14“ eeuw eene groote menigte vonnissen en verordenin-
gen), welke almede in het voormelde register werden opgenomen; en deze, vereenigd
met de vonnissen of ordelen, maakten te zamen een geheel u it, waar-
naar de voorkomende zaken later werden beoordeeld en uitgesproken, terwijl
niet zelden, in nog niet voorgekomene regtsgevallen en bij ongenoegzaamheid
van het Ordelboek (welks inhoud als het ware een Jus Consuetudinarium daar-
stelde, dat tot in het begin der 17e eeuw als eene wet schijnt gevolgd te zijn),
door de Regters eenigen uit hun midden werden aangewezen, om de geschil-
voerende partijen te scheiden of te vereenigen. De uitspraak, door zoodanige
gecommitteerden gedaan, had gelijke waarde als een vonnis door de gezamen-
lijke Regters gewezen, en diende almede tot rigtsnoer vöor de beoordeeling van
soortgelijke zaken, welke later mogten opkomen. Uit onderscheidene Ordelen
blijkt bovendien, dat de Regters dikwijls ongenegen waren om regt te spreken,
wanneer de geschilvoerende partijen elkander in den bloede bestonden, enz. enz.
Eeuwen aehtereen werd, ten aanzien der regtsbedeeling, op den zelfden een-
voudigen voet voortgegaan, en ook bij het vrijwillig regtsgebied volgde men de
gebruiken der Germaansche voorvaderen. De meest belangrijke akten werden
gemaakt bij Stoklegging, in tegenwoördigheid en ten overstaan van den voornaamsten
in het dorp (den Schout) en van bijzitters, welke Keumooten (gekozene
markgenooten) werden genoemd. Zoodanige akte had kracht van uitvoering en verband,
en de plegtigheden; bij het maken daarvan plaats vindende, bestonden
daarin: dat eene der handelende partijen, ten blijke van toestemming, overdragt
69*