
 
        
         
		so  dato  een  deeff des  nachtes  deefliek, schadelick  en moerderlick,  binnen  synen  
 egen  doeren  eenen  man  slacht,  dae  sal men  hem gelden mit  vierhundert pun-  
 den,  en  den  Redgen  hundert  pont  to  broeoken  (1).»  De  regterlijke  arm was  
 nog  te magteloos  om  die woeste  misdrijven  te  beteugelen;  geen  eerbied  of ont-  
 zag  werd  dien  achtingswaardigen  stand  toegedragen.  Zyvak  was  nog  de magt  
 van  bet  bestuur,  en  zwak ook  de  regter,  tégenover  de woestheid  e n ’t  geweld  
 van  een  half  beschaafden  hoop,  fier  op  zijne  vrijheid,  en  sterk  in  stoffelijke,  
 maar  nog  te  zwak in  verstandelijke,  kracht.  Daardoor  bleef de  schuldige vaak  
 ongestraft;  werden  de  regters  niet  zelden  in  de  uitoefening  van  hun  achtbaar  
 ambt gehoond  en mishandeld,  en  bedreef men moorden  staande de  regtspleging.  
 Eene  wetsbepáling  daarvan  luidt  aldüs:  //Wie  zoo  des  donderdags,  daar  de  
 Regters  zweeren  tot  Onderdendam,  ofte  Warv,  ofte  by  de  komst,  ofte by  t  
 vertrek  iemand  dootslaat,  dat hy hem gelde met  viertig  marken  van wit  silver,  
 die  boete  aldaer  by,  ende  tien marken  silvers  tot  den  vrede  (2).»  Voorts  ge-  
 beurde  bet  ook,  dat men  de regters  zelfs wel  doodsloegde  oude wetten gewa-  
 gen hiervan meermaleü. ■—- De woestheid  en  baldadigheid der zeden blijkt voorts  
 uit  andere wetsbepalingen.  Zoo  letest men  in  de oude wetten  bebalve van  //het  
 doodslagen  ende wondinghe Van  redgen»  (regters),  Onder  anderen:  »van  Soden  
 thoe  smyten;  i n ’t water  thoe  werpen:  met  beer  [bier]  of waeter  thoe  beghe-  
 ten  of  thoe  besprenckelen,  enz.  Van  luyden  thoe  beroeven  ende  grypen  bfte  
 faUghen  up  then  wegbe  tho  der  Stadt  Ofte  Van  de  Stadt,//  enz. 
 Bij  gebrek  aañ  voetpadén  en  vlonders of venders was  het  gebruik van pola-  
 atokken bet middel om naar elkander toe te koiuen.  Met  deze  stokken sprang men  
 over  de sloten én sinken  of schlinken  om een  nabttur te  bezoeken, of naar  een  of  
 ander dorp  te gaan.  Zij  waren  aan  het  benedeneinde met  een  ijzeren pen voor-  
 zien,  dienden  tevens Voor  spies  of Ians,  en  bewezen  voortreffelijke  dienst bij  het  
 ontvlugten  of  najagen  van  vlugtenden  (3).  Wanneer  een  persoon,  huisgezin,  
 buiirt.of  dörp  door  boosdoeners  wetd  oveivällen,  Werden  er  zekere  bekende 
 (1)  Willekeuren  van  Lmgewold  v a n   h e t   j a a r   1 2 8 2 .   /   f. • 
 ( 2 )   D i jk e m a   z e g t ,   b l .  1 9 6 :   « O ttd e id e ttd am   w a s   i n   d e   1 8 »   e e aw   a l   d e   v e r g a d e r p la a ts   
 d e r   r e g t e r s ,   a lw a a r  d e   warf We rd  g b h o n d e n . 
 ( 8 )   v.  h a l s e m A ,  a .  w .  b l .  2 6 0 . 
 kreeten  (noodkreet  of  noodgesohrei)  aangeheven,  of  men  blies  op  een  hoorn.  
 Wanneer zulk een kreet werd gehoord, moest ieder, tot wien hij  kwam, onverwijld  
 tot hulp  toesohieten; de nalatige werd daarvoor zwaar gestraft.  Toen  de Noormau-  
 nen soms nog in  het land vielen, was  het  gebruikelijk,  om  door groote vuren  van  
 pektonnen  den landzaten  van’t  ontheil kondschap  te doen  en  tot hulp op  te  roe-  
 pen.  Men noemde  die noodvwren.  Tijdens de moordtooneelen der Schieringer-  en  
 Vetkooperspartijschappen waren deze seinen  om hulp  en  bijstand  nog  in  gebruik. 
 Ook  het! huiselijke  leven  vertoonde  veel woestheid.  Bij  de biergelagen  ging  
 het  zeer  raw  toe;  het begieten  met  bier,  elkander  i n ’t  baar  trekken  en  t bui- ■  
 lenslaan,  leverden,  daar men  geene boeken  noch  speelkaarten  had,  om  zieh  te  
 vermaken,  en  bij  gebrek  aan  pohtieke  gesprekken,  gewone  vertooningen  op.  
 Hoewel  de  weelde  elders  in  Europa,  en  ook  in  ons  vaderland,  al groot  was,  
 had  die  het  afgelegene Groningen  echter  nog  niet bereikt.  .In  Holland was  het  
 wijndrinken  eeuwen  vroeger  in  gebruik;  in  de  8®  eeuw werd  de wijn  te Duur-  
 stede  reeds  bij  de maat verkocht  (1).  Utrecht was  het middelpunt des handels;  
 ook  in  Tiel, Duurstede  en  oud-Domburg (op Walcheren)  bloeide de handel reeds  
 in  de  7®  en  8®  eeuwen. 
 In  deze  dagen  werden  de  grenzen  van  Friesland,  volgens  sommigen,  inge-  
 kort,  schoon de  Schrijvers  over  de  juiste  bepaling versohillen.  Sommigen  geven  
 7 ,  anderen  6  Friescke  Zeelanden  op.  Het schijnt,  dat  de  eerste  indeeling,  die  
 van  s ic cA M A ,  niet  te  verkiezen  is.  Deze  bepaalt  het  f.® Zeeland  tusschen  de  
 Wezer  en  de  lade';  het  2® van  de  lade  tot  de  Eems; het  3®  van  de  Eems  tot  
 de Lauwers  (dit was  dan  het  tegenwoordige Groningen);  het  4®,  5®  en  6®  tus-  
 schen  de Lauwers  en  het  Vlie,  ’t welk Oostergoo,  Westergoo  en  Zevenwoiden  
 omvat;  en  eindelijk  het  7®,  van  gene  zijde  van het Vlie  tot  aan het beekje Kinheim  
 (het  latere  dusgenaamde  Westfriesland)  (2). 
 Meermalen  is  het  gewest  Groningen,  gelijk wij  boven  reeds  met  een woord  
 vermeldden,  door  noodlottige  overstroomingen  geteisterd.  In  die  van  1164, 
 (1)  Dirks.,  Koophandel  dor  F r i e z e bl.  171. 
 (2)  Zie  over  deze  oude  verdeeling  in  Zeelanden,  volgens  'een  oud  tractaat  daarvafl,  
 stra tin g h 's  Aloude  Staat,  I I ,  2,  104,  waar  zij  afgeteurd wordt  en  Friesland bepaald tot  
 tusseb.en  het  Vlie  en  do Wezer.