
 
        
         
		*   HEINI  . . .   S  RE. 
 Van  N’  2 : 
 %  HENRICVS  RE.  . 
 Dat  van  N*  1  op  de  kz. : 
 BODTIS V VE (RT). 
 Van  N*  2  (de  bovenzijde  verkeerd  of  retrograde  te  lezen) : 
 BODTISWER. 
 De  beide  muntjes  berusten  in  bet Koninklijk  Kabinet  te  Koppenhagen  (1 ),  
 en  zijn  het  eerst  door  den  Heer  d i r k s   in  de  vrije  Fries  bekend  gemaakt. 
 N°  3 ,  een  denarius,  in  het  rijke  Kabinet  van  den  Heer  j .   a .  s t r i c k e r   te  
 ’sGravenhage  voorhanden,  en  door  Z.  Ed.  welwillend  ter  afteekening  gezonden,  
 werd  door  ons,  tijdens  het  in  plaat  brengen  der. munt,  toegeschreven  aan  Bolsward, 
   als  zijnde  eene  dier  nabooUingen  van  de  munten  dezer  stad,  hoedamge  
 Dr.  k o e h n e   vermeldt,  en  er  ook  eenige  beschrijft  op  bl.  429  zijner  boven  aan-  
 gehaalde  Verhandeling  in  de  Mémoires  de  la  Société  de  St.  Petersbourg. 
 De  zilveren  penning  heeft  op  de  vz.  tot  omschrift  {retrograde)-. 
 ►J.  HENRICVS  E 
 en  op  de  kz. : 
 BOINFIVT 
 zoodat,  nangfi-zien  het  ailes  behalve  eene  nagemaakte munt  of  dusgenaamde  contrefaçon  
 schijnt  te  zijn,  wij  hier  misschien  eene  nieuwe  muntplaats,  en  wel  
 Bonfu/rt  (Bomfurt?),  aantreffen,  thans  Bornwert  geheeten,  en  vermeld  door  
 Mr.  i .   p h .  c.  v a n   d e n   b e r g h   op  bl.  139  van  zijn  Iiandboeh,  als  in  het  voor-  
 malige  Ostraga  of  Oostergoo  gelegen  hebbende  (2).  A.  J .  v a n   d e r   a a   be-  
 rigt  in  zijn  Woordenboek  op  het  artikel  Bornwerd  of  wird,  dat  er  vroeger 
 (1)  Zij  waren  bij  Yalloo  in  Jütland  gevonden,  en  door  den  Justitieraad  thom sen   aan  
 den  Heer  d ir k s   in  teekening  medegedeeld  geworden.  . . . 
 (2)  Bij  deze  gelegenheid  moeten  wij  nog  vermelden,  dat  Dr.  Iok e r   ste a tin g h   m  zyn  
 Almäe  Staat  en  Gesehiedenis  des  Yaderlmds,  11«  Deel  2«  Stuk,  van  gevoelen  is ,  dat  
 het  door  Mr.  van  den  bergh  op  bl.  138  vermelde  Tippencheim  of  BipUngheim,  in  de  
 gouw  Tokmgen,  thans  Tilma  zoude  heeten,  en-  dat  Walthern  niet  het  tegenwooldige  
 lYouterswoude  bij  Bokkum,  maar  OudrJVonde  zoude  zijn. 
 onderscheidene  adellijke  staten  stonden,  onder  anderen  eene  ten zuiden van  de  
 kerk,  waar  nog  een  boerenhuis  op  eene  wier  gevonden wordt.  In  eene  dier  
 vroegere  staten  of stinsen  zoude  de munt  geslagen  kunnen  zijn. 
 Doch  gaan  wij  over  tot  de  menigvuldige  munten  van  Leeuwarden,  door  ons  
 afgebeeld. 
 Alvorens  echter  iets  over  de  oudheid  van  Leeuwarden.  De schranderheid van  
 den  Heer  dirks  heeft  den  Heer  van  den  bergh  voorgelicht.  Deze  laatste  vermeldt  
 in  zijn  Handboek  (1),  als  in  Oostergoo  hebbende  gelegen:  Lintawrde,  
 waarschijnlijk Leeuwarden.  Even  als  van Hindahlop Hinlopen werd, zegt hij, kan  
 IÄntawrde  tot  IAunwerd en  later  tot  Leeuwarden verbasterd zijn.  Intwee  brieven  
 van  1149  heet  het parochia Lienward, en dit hield men tot nog toe voor het oudste  
 berigt  over  die  stad.  Is  echter  de  meening  van  den  Heer  dirks  gegrond,  dan  
 klimt  haar  oorsprong  tot  in  de  achtste  eeuw  op.  Berthol et  in  zijne  Hist,  de  
 Luwembowg,  IV,  128;  verhaalt  nog,  dat  na  een  kapittel  van  Corvey,  door  een  
 der  pauselijke  legaten  gehouden,  deze  den  Corveyschen  abt  hen d r ik   in  1146  
 te  Paderborn  afzette  wegens  simonie,  gepleegd  bij  den  verkoop  der  kerk  van  
 Unwert,  maar  hij  geeft  geene  bronnen  op.  In  de  elfde  eeuw treffen wij  Leeuwarden  
 onder  den  naam  van  IAunvert  (dat  somtijds  geheel  verbasterd  is)  als  
 muntplaats  aan,  maar  waarschijnlijk,  zegt  v.  d .  b e r g h ,  is  dit  valsche  munt,  
 of  althans  niet  op  openbaar  gezag  geslagen,  want  wij  hebben  gezien,  dat  
 Dokkum  de  hoofdplaats  was  en  dat  ook  daar  toen  gemunt  is,  waarvan  nog  
 een  aantal  stukken  met  het  opschrift  Doccugga  overig  zijn  (2). 
 Zien  wij  thans  wat  Mr.  j .  d irk s   aanleiding  gaf  om  over  de  oudheid  van  
 Leeuwarden  te  handelen.  Twee  muntjes,  van  verschillenden  Stempel,  met  
 LIVNVSRT,  kwamen  in  1845  tot  zijne kennis;  het  eene,  in  teekening,  uit  het 
 (1)  Bl.  139  uit  de  Traditiones  Fuldenses. 
 (2)  Men  vergnnne  ons  hierop  de  volgende  aanmerking: 
 Niet  alleen  op  foo/ifplaatsen,  maar  vooral  op  marhtplaatsen  was  destijds  behoefte  aan  eene  
 Munt.  De  Jigging  van  Leeuwarden  midden  in  het  land,  moest,  als  op  een  centraal  punt,  
 aldaar  eene  belangrijke  markt  doen' vestigen.  Door  die  markt  werd  bet  de  hoofdplaats  van  
 Friesland,  en  de  talrijke  Varianten  der munt  getuigen  van  hare  belangrijkheid.  Vergelijk  
 boven  bl.  48  over  Bolsward  als  marktplaats.