dienden toch toen ook èvenzèer tot de betaling de in bet later eigenlijk genoemde
Friesland (Ooster- en Westergo) geslagene munten.
Wij ontleenden bovenstaande plaats aan h a g n in , Geschiedkundig Overzigt der
Sesturen van Drenthe, I I , I , bl. 14.
Waarscbijnlijk komen de Fnesche marken ook nog wel elders voor.
Tot aanvulling der besehrijving van bet op bl. 287 (tweede helft) voorkomende
Leeuwardscbe muntje diene de volgende waarschijnlijke vermelding van betzelve
in de Mjdragen tot de geseUedenis der Deventer Munt, voorkomende in den
Overijsselschen Almanak voor Oudlieid en letteren van 1 8 5 4 , bl. 12. Ilet is
in eene Deventersehe pubbcatie van Sonndach na Venerabilis Sacramenti a°
LXII (1462):
«Item die penninge te Renen lestwerue gemuntet. ende oick die penningen
«dair te vorerf to reynen gemuntet dair Bisschop RolofFs [Rudolf van Diepbolt]
« wapen sebger gedachten inne stiet ende oick dat vriesche [Oostfriesche] gelt
// dair die borcb inne stiet tot Embden gemuntet ende dair die leuwe inne staet
» tot leuwarden gemuntet ende voirt dair die stemekens op staen, sali elck stuck
«nyet meer gelden dan eenen halven zwarten st.«
Men ziet hieruit, dat wij juist gisten, toen wij meenden dat de door ons op
PI. X V III, onder N" 2 van het Supplement, afgebeelde Leeuwardsche munt, on-
getwijfeld de hier boven bedoelde, een Aaive stuiver was.
MUNTEN VAN GRONINGEN.