
 
        
         
		SR0R®E2S * ROV2I . I  BSWSRD'SIS  
 het  laatste  voor  Ltnoerdemis. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een  versierd,  in  het midden  met  een  bloempje  voor-  
 zien,  vierbeenig  kruis.  Tusschen  twee  parelranden  leest  men  het  omschrift:  
 TIRRO *  1 DOSRIR *  |  SR * aeCGCCC  |  * 
 Z.  weegt  2,6 w.  en  is  van  Z®,  daar  zij  tot  dus  verre  alleen  bekend  is  in  de  
 Verzameling  van  den  Heer  van  der  meer  te  Tongeren  (1). 
 N"  2,  even  als  de  vorige munt,  het  eerst  bekend  gemaakt  door Mr.  j .  dirks  
 in  de vrije Fries,  en  wel  deze  in  D. V I,  onder N‘  47,  schijnt een lewart stuiver  
 geweest  te  zijn,  misschien  wel  van  eenigzins  oudere  dagteekening  dan  de  
 stuiver  onder  N"  1  beschreven. 
 Op  de  vz.  ziet  men  de  zelfde  type  als  van  N°  1.  Het  omschrift  is: 
 •.v  s r o r s t t i  * r o v t s  % i i a w s ' 
 Op  de  kz.  rust  het  stedelijke  wapenschildje  op  het  hart  van  een  eenvoudig  
 gevoet  vierbeenig  kruis.  Omschrift: 
 SIT *  I  ROSR' *  |  DRI' *  |  B S R '*  
 voor  iSit nomen Domini  benedictum;  d.  i.:  De  naam  des  Heeren  zij  geloofd;  eene  
 zeer  algemeene  spreuk  op  de  munten  van  de  laatste  helft  der  vijftiende  eeuw. 
 Z.  B.  weegt  0,6  w.  en  is  van  Z®,  als  alleen  bekend  in  het  Koninklijk Pen-  
 ningkabinet  te  ’s Gravenhage. 
 N"  3  is  een  stuiver  of schelling  van  het  jaar  1473,  die,  althans  wat de  voor-  
 zijde  betreft,  niet  afwijkt  van  de  N”  1. 
 Ook  de  type  der  kz.  is  de  zelfde,  maar  het  omschrift  is  thans: 
 Ti r o j d  |  osrir' * sr  |  a c c e ra%D  |  ¿WGIIJ 
 Het  gewigt  is  gelijk  aan  dat  der N°  1,  en  de  zeldzaamheid  is  mede  van  Z®, 
 (1)  Er  schijnen  nog  veel  moegere  Leeuwardsche munten  bestaan  te hebben.  Zoo  lezen  
 wij  toch  in  eene  afkondiging  der Deventersche  regering  van  Sonndach  na Venerabilis  Sa-  
 cramenti  A°  LXII  (1462):  «Item  die  penningen  te  Eenen  erstwerue  gemuntet  ende  oiek  
 «die penningen dair te  voren  to reynen gemuntet dair  Bissehop Eoloffs (Endolf van Diepholt)  
 «wapen  seliger  gedachten  inne  stiet,  tot Embden  gemuntet,  ende  dair  die  leuwe  imtie  staet  
 «tot  leuwarden  gemuntet,  ende  voirt  dair  die  sternekens  op  staen  sali,  elck  stuck  nyet  
 «meer  gelden  dan  eenen  halven  zwarten  st.»  De  Leeuwardsche  munten,  hier  bedoeld,  
 schijnen  ook  habe  stuivers  geweest  te  zijn.  Mogten  zij  nog  eens  teruggevonden  worden! 
 (  H l   ) 
 daar  de  munt  ons  niet  anders  voorkwam  dan  in  de  Verzameling  des  Heeren  
 strxcker  te  ’s Gravenhage,  waarin  ze  ten  jare  1847  overging  uit  die  des Heeren  
 p.  smidt  van  Gelder  te  Wormerveer. 
 N”  4 ,  het  eerste  onder  de  stedelijke  munten  van  Friesland,  dat  door Mr.  
 j.  d ir k s   ten  jare  1844  is  uitgegeven  geworden,  was  misschien mede een  kwart  
 stuiver.  Het  stukje  is  in  type  gelijk  aan  de  tot  dus  verre  beschrevene Leeuwardsche  
 munten,  hebbende  tot  omschrift: 
 JRORSrflTI  liSW SRD S . 
 Op  de  kz.  ziet  men  een  höogst  eenvoudig  gevoet  gelijkbeenig  kruis,  binnen  
 eenen  parelrand.  Omschrift: 
 öim  ROSR0  DRI  B0R0DI1E. 
 Z.  B,  weegt  0,7  w.  Z®.  Eigendom  van  den  Hoogleeraar  baart  de  la  
 faille  te  Groningen. 
 N"  5,  een  stuiver  of  enkel  vuurijzer  van  het  jaar  1487,  heeft  op  de  vz.  de  
 type  der  zoogenaamde  enkele  vuurijzers  van  het  laatst  der  vijftiende  eeuw, gelijk  
 wij  er  onder  andere  een  van  Filips  den  Schoönen  hebben  afgebeeld  in  onze  
 Munten  van  Braband  en  IAmburg  (Haarlem  1851),  PI.  XXI,  N°  30,  en  in  
 onze  Munten  der  Graven  en  Hertogen  van  Gelderland (Haarlem 1852)  PI. XVI,  
 N"  11.  Op  de  vz.  dan  houdt  een  naar  de  linkerzijde  gekeerde,  staande  leeuw  
 een  vijfveldig  wapenschild  met  den  regter  voorpoot  omklemd;  in  1  en  4  van  
 het wapenschild ziet men den dubbelen  arend;  in  2  en  3  den Leeuwarder leeuw,  
 die  ook  in  het  vijfde  wapenschildje,  dat  als  surtout  op  de  overige  ligt,  voor-  
 komt.  Omschrift  buiten  eenen  parelcirkel,  na  een  dusgenaamd Geldersch kruis:  
 MOR0W2I *  ROV2S *  JQSW0RD0R 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een  zeer  versierd,  aan  de  einden  in  bloemsieraden  
 eindigend,  driebandig  kruis,  tusschen  welks  vier  beenen  zieh  in  klaverblaadjes  
 eindigende  dubbele  boogsieraden  bevinden,  binnen  eenen  parelcirkel.  Het  
 omschrift  is,  weder  na  een  dusgenaamd  Geldersch  kruis: 
 t ir r o  *  d öm ir i *  sr *,ececacc *  87 
 Z.  weegt  2,69  w.  en  is  van  Zs ,  daar  wij  er  twee  exemplaren  van  kennen;  
 het  eene  in  de  Verzameling van  den Heer  otto  keer  te Amsterdam,  het  andere  
 in  die  van  den  Heer  stricker  te  ’s Gravenhage.