
vee, als de voortreffelijke bereiding van boter en kaas handhaafden zieh later
op den duur.' Eene melkboerderij heet daarvan nog in Duitschland eine
Holländerei.
Voor de paardenfokkerij leverden de kleistreken eene voortreffelijke kweek-
plaats op; ook waren de Groningsche paarden al zeer vroeg beroemd (1). Men
gebruikte in dit tijdvak, of kort daama, de paarden in den oorlog, op reis, op
de jagt, en waarschijnlijk ook soms om te trekken. Overigens was bet gebruik
van paardenvleescb als voedsel mede algemeen en heeft nog eeuwen later voort-
geduurd. Gedurende dit tijdvak was het geld in de gewesten, die thans Groningen
uitmaken, nog bijkans niet in gebruik (anders zouden er meerdere Ro-
meinsche of Erankisebe munten gevonden worden), en ruiling alzoo het boofd-
middel om, tegen verwisseling van den overvloed, de verlangde voorwerpen als
behoeften te kunnen bekomen.
Door levendigen handel waren deze en de meer zuidelijke streken van ons
vaderland reeds in dezen tijd in welvaart en rijkdom belangrijk toegenomen.
Wij bebben boven in onze Afdeeling Friesland gezien (2), hoe reeds in de
8e eeuw daar zeer groote buit te behalen was, en in de 9e eeuw (in 837)
roofden de Noormannen eene verbazende som gelds uit Walcheren. In Friesland
(Holland) werd reeds wijn, kort na dit tijdvak, ingevoerd (3). Deze
graad van welstand is misschien echter minder op Groningen toepasselijk, daar
dit gewest vooral in den landbouw en de veeteelt zijne bronnen van bestaan
moest zoeken, en daaruit zijnen welstand ontleende.
De eerste pogingen tot de invoering van bet Christendom in Friesland en
Groningen werden met geen günstig gevolg bekroond; eerst onder Karel den
Grootcn slaagden, zoo als wij straks zien zullen, deze pogingen beter (4).
Groningen wordt onder Ludger , als geestelijk boofd, reeds in 785 in Goen
(!) Disks a. w. bl. SO. ' - >
(2) Bl, 5 en 7.
(8) Zie de Schrijvers aangehaald bij d i r k s , bl. 170, 142 en a. p.
( 4 ) Zie de werken der Heeren r o y a a r d s en d u s t l o r o i o n , getiteld: Geschiedenis
van de invoering dee Christendoms in Nederland, op verschillende plaatsen.
of Gauen ingedeeld aangetroifen, waarover wij mede straks nader zullen han-
delen (1),
Daar bet uit de opgravingen, in sommige Groningsebe wieren bewerkstelligd,
gebleken is, dat andere wieren van geen lateren oorsprong dagteekenen, dan die
waarop de oudste in de Geschiedboeken vermelde, en later door ons op te
noemen dorpen gelegen zijn, zoo kan men daaruit besluiten (waar de Geschiedenis
zwijgt), dat er in Groningen toen reeds een aantal dorpen op de oude
wieren zal bestaan hebben.. De zoo even vermelde indeeling in Goen sluit dat
stilzwijgend in. Van Friesland toeb vinden wij vermeld, dat er in bet jaar 839
door een watervloed niet minder dan 2437 huizen werden vemield (2),
Men moet bet aan de afgelegenbeid van Groningen, alsmede aan de geringere
vordering in beschaving aldaar dan in het eigenlijke Friesland, en vooral dan in de
meer zuidelijke landstreken Holland en Zeeland; verder ook aan de reden, dat dit
gewest niet zoo veel in staats- en krijgszaken met de Vorsten in aanraking geweest
is, als gemelde landen, toeschrijven, dat men dikwijls het een en ander, de ge-
sebiedenis dier streken betreffende, vermeld vindt, waar berigten, die Groningen
in het bijzonder aangaan, ontbreken (3);' en klimmen wij booger op, dan
moeten wij zeggen, dat de geschiedenis van bijkans gebeel Nederland in de
5e en 6e eeuwen gebeel duister is (4).
Doch alvorens verder te gaan, willen wij , meestal aan de hand van Mr.
D. ph. c. v a n d e n BERUH, in zijn Handboeh der Middelnederlandsche Geographie
(Leiden 1852), nagaan, welke in deze eeuwen, dat is voor de 12° eeuw, de
landschappen waren, die bet tegenwoordige Groningen zamenstellen, na alvorens
(1) Deze indeeling was echter waarschijnlijk reeds veel onder en de oorspronkelijke land-
verdeeling. Zie de Altmde Staat van s t r a t i n g h , H , I I , bl. 2. In de giften aan Boni-
facins, die vödr.Ludger leefde, komen reeds de pagi voor; zie, onder anderen, v a n d e n
b e b q h t. a. p. bl. 256—266.
(2) Zie s t r e s o , Lce.fir.ijze. en gewoonten der Voorvaderen hier te Lande, in de Ver-
handelingen van t e y l e r ’s Tweede Genootschap, XIX® Sink, bl. 6 (1814), uit de An-
nales, Bertiniani.
(3) Zie d i j k e m a , a. w. bl. 72 in aanteekening 2.
(4) V a n d e n b e e o h , Middelmederlmdsche Geographie, bl. 116.