
 
        
         
		ten  jare  1475  heerschten,  kwam men  oyereen,  om  te  Leeuwarden.  eene  alge-  
 meene bijeenkomst  te  houden  tot herstel  der  rust.  Maar  toen  in  bet  volgende  
 jaar Donwo  aldaar  de  zaak  van- Sioco  Sjaerdema  ophaalde  en  deswegens voldoe-  
 ning  van  Groningen  eischte; werklaarden  de  gezanten  dier  stad  daaromtrent  
 geen  last  te  hebben  en  verliefen  de  vergadering.  Op  de  verontschukliging van  
 Sjaerdema  werden  de  onderhandekngen  wel  hervat,  doch  bleven  slepende. we-  
 gens  het Kollumer  verbond;  uit hoofde van  hetwelk  de  stad  eenen kastelein met  
 bezetting  op  eene  versterkte  plaats  had.  Zulks  oordeelden  de  meestq  I'riezcn  
 te  gevaarlijk  voor .’s Lands  vrijheid,  en . begeerden  daarom  deszelfs. vernietiging;  
 waartoe  de  Groningers  echter  volstfekt met.wilden:  toetreden.  Eindelijk werd  
 men  het in  den  zomer  van  1477  in  zoo verre  eens,  dat. men  de  verbonden, die  
 sedert  1422  door  Friesland  en.  Groningen  en  hare  böndgenooten telkens  aan-  
 gegaan  waren,  uitgehomen  het  Kollumer,  dat  gelaten werd,  zoo  als.het was;  
 zoude  goedkeuren  en  bekrachtigen,  enz.  enz.,  want  wij  kunnen  de  verder,e  
 punten  in  ons  kort  bestek  niet  vermelden;  alleen  dit  nog,  dat men  bepaalde  
 eene  jaarlijksohe  vergadering van gevolmagtigden,  beurtelipgs  te Groningen  en  
 te  Leeuwarden,  te  houden,  ten  einde  op  dezelye  alle  geschillert,  zoowel  alge-  
 meene  als  bijzonderC,  die  in  Friesland  voorvielen,  te  onderzoekem.en  te.  bet  
 slissen.  Zoodanige  bijeenkomst werd  dan  ook  in  1473 te Groningen gehoud.en,  
 waarop  verscheidene  voorname  Friesche  Kdelen  tot  de.  teruggave  vanigeroofde  
 goederen  veroordeeld,  en,  op  hunne  weigering,  door., regtsmiddelen  daarioe  
 gedwongen  werden  (lj. 
 In  dezen  stand van  zaken  zond de Keizer  Frederik  gezanten  naar  Friesland,  
 voorzien  van  eene  volmagt,  om,  tot  handhaving  der  openbare  rust,  eenen  
 Potestaat  te  mögen  aanstellen  en  verder  het  regts-  en  muntwezen  te  regeldn.  
 Zij  moesten  bovendien  ook  de  sedert  lang  onbetaalde  scbafting  op vorderen.  
 Dan, dewijl zij op  andere plaatsen  te  lang  opgehouden werden  (ze;hadden echter  
 inmiddels  in  Friesland  de  zaak  der  munt  geregeld,  zie boven  bin 119),  kwam  
 de  ridder  Arnold  van  Loo  alleen,  nemende  zijnen  weg  over  Groningen.  Aldaar  
 gaf hij  den  Kaad,  wiens  zaken  hij  zoo  te  Keulen,  als  elders,  bij  den 
 (1)  B s ih n g a ,   L.  I I ,  C.  129,  bl.  377.  S c h w a e t z z n b z e g ,   I ,  bl.  669. 
 Keizer  reeds  lang  behartigd  had,  opening  van  zijnen  last  en  overlpgde  alles  
 met denzelven.  In Friesland‘vervolgens  gekomen, zijnde,  stelde hij  zijne  eischen  
 en  sehikkängen  voor; ¡doch  vond  opzigtelijk  de  sohatting  en  het  aanstellen  eens  
 Potestaatszoo veelgistingonder  de gemoederen,  dat  hij,  zieh  niet  veilig dordee-  
 lende,  onverrigter  zake. te  Groningen, terugkwam.  Hij sloeg toen aan den Raad  
 voor, om den Keizer jäarlijks  10,000 Rijngnldens  (eene'gouden:muntsoört)  op te  
 brengen,  wanneer  hij  zieh. sterk  maakte.voor  de  stad  het  Potestaatschap  oyer  
 geheel  Friesland ¡te  verwerven..  Van  Loo’s voorslag werd wel gretig aangehoord,  
 maar  tevens verzooht  de  vermindering. dier som  te t bewerken.  Inmiddels  droeg  
 hij  den  Raad,  bij  wege  van  substitutie,  de inagt  op  om  alles  in  Friesland  te  
 regelen ,  en  gelastte  diens  inwoners  den. Raad van Groningen  in  die . betrekking  
 te  gehoorzamen.  De  gezant  beval  zelfs  den  Raademstig,  dit  beVelschrift  ten  
 Uitvoer  te  brengen,  indien  de  Friezen  zieh.diaartegen  mogten  verzetten.  Hij  
 liet  zieh  voorts  eene  volmagt  geven,  waarin  de  Raad hem  het behartigen  der  
 belangen  van Groningen  in  dit  punt  bij  den Keizer opdroeg;  en met zijn overleg  
 werd  een  brief  opgesteld,  welke  na  zijn  vertrek  aan het Hof moest  gezonden  
 worden.  Rijk  begiftigd  keerde  hij  naar  den  Keizer  terug,  wien: hij.  niet  in  
 gebreke  bleef  den  wensch  der  Groningers  op  het  günstigst  voor  te  dragen. 
 In  den  brief der  Groningers,  die  nu  den Keizer overhandigd werd, drong  de  
 Raad  aan,  //dat-het  verbond  tusschen  Groningen  en  de  Ommelanden  gesloten,  
 waarbij  deze  laatsten  zieh  gelnkkig  bevonden,  voor  altijd  door  den Keizer be-  
 vestigd werd, wien men  tevens  verzocht,  deze  landschappen,  die  als van weinig  
 belang Werden  voorgesteld,  aan  de  stad Groningen  in  leen'op  te  drageri,  bpdat  
 er  de  rust,  de  veiligheid  en  het  regt  gehandhaafd  en  de  welvaart  bevorderd  
 mogten worden.  Voorts begeerde men van den Keizer  het  regt  om  gouden  munt  
 te mögen  slaan,  benevens  het  potestaatschap  over  Friesland bewesten  de Lau-  
 wers.., welk gewest,  in  eenen  staat  van  rcgeringloosheid  verkeerde  en  zander  de  
 hulp  van  Groningen, onvermijdelijk. moest  ten  onder  gaan,  De  Raad  beloofde,  
 de  versohuldigde  jaarlijksche  «chatting ,  die  sinds  eene halve eeuw  niet  betaald  
 was,  steeds  in  tijds  te  bezorgen  en  behoorlijk  rekening  af te  leggen.  Men was  
 wel  gezind  den  Keizer  de  verlangde  10,000  Rijnsche  guldens  te  geven ,  maar  
 konde  zulks  niet  zonder  toestemming  der  gemeente,  die  hierin bezwaarlijk  zou 
 54 *